Mensen zonder uitstraling zijn verschrikkelijke mensen. Ze zijn nog erger dan lelijke mensen. Dat vindt althans de moeder van de hoofdpersoon uit Jente Posthuma’s romandebuut. Het gaat er volgens deze moeder om dat je jezelf uitdrukt in de wereld. Maar moeder is dood en de ik-figuur moet zelf haar weg zien te vinden in het leven.
Verbonden verhalen
Jente Posthuma publiceerde tot nu toe vooral korte verhalen. Dat is te merken aan Mensen zonder uitstraling. Bij het lezen van deze roman valt namelijk op dat elk van de twaalf hoofdstukken ook op eigen benen kan staan. Het zijn allemaal kleine verhalen, afgeronde schetsen van de ik-figuur tijdens verschillende fasen in haar leven. Centraal staat de dood van haar moeder. Deze moeder was een actrice van het tweede garnituur, met een hang naar het theatrale. Dat ze is gestorven wordt reeds na de eerste paar bladzijden plompverloren duidelijk gemaakt: ‘Iedere zondag haalden we hier patat voor mij en frikandellen met currysaus voor mijn vader. Daar was hij dol op. Mijn moeder niet, maar die was toch dood.’
Het naakte feit staat, de details volgen pas geleidelijk en niet in chronologische volgorde. Aanvankelijk is de hoofdpersoon nog een jong meisje van een jaar of acht. Door middel van kleine anekdotes worden de belangrijkste personages geïntroduceerd: de naamloze hoofdpersoon, haar vader, haar moeder. Latere hoofdstukken beschrijven het leven van de ik-figuur wanneer ze een adolescent is die naar Parijs trekt om iets van de wereld te zien en een boek te schrijven. Dat lukt gedeeltelijk: ze doorkruist 20 arrondissementen maar krijgt geen letter op papier. Haar vader haalt haar weer op. Wanneer de hoofdpersoon halverwege de dertig is, zoekt ze haar unieke expressie in een vaste relatie en het krijgen van een kind. Ze gaat in die tijd steeds meer de trekjes vertonen van de overledene (haar vriend merkt op: ‘Je bent een vrouw geworden die zeikt’). Dan zoomt het boek weer in op de dood van de moeder en wordt de hoofdpersoon opnieuw een meisje van acht of negen aan een sterfbed.
De manier waarop de hoofdstukken zijn gerangschikt, drukt de verbondenheid tussen de ik-persoon en haar moeder uit. Zowel in het begin als aan het eind is de protagonist een kind en de dood van moeder is vlakbij. De opening van Mensen zonder uitstraling zit bovendien nog sterker aan het slothoofdstuk vast doordat ook bepaalde motieven overeenkomen. Daartussen maakt ze zich als volwassen vrouw steeds meer los van haar ouders en probeert ze zelf haar leven vorm te geven. Halverwege wordt dit proces tijdelijk onderbroken: in het hart van het boek komt de meest expliciete afscheidspassage voor. Als lezer beweeg je zo als het ware van ring naar ring (volgens een A-B-C-B-A-structuur).
Kleinschalig
Een boek over de dood dus, maar zwaar is het niet. Mensen zonder uitstraling zoekt het voortdurend in het kleine, het alledaagse:
‘”Het is tijd om afscheid te nemen,” zei mijn moeder, “want ik ga dood.” Ze zat rechtop in bed in een perzikkleurige balconette-bh met strikjes op de schouderbandjes. Haar borsten bolden hoog op en haar wangen waren zwart van de mascara. Ik zat op mijn knieën aan haar bed. Door een opening onder het laken kon ik een klein stukje van haar jarretel zien en een paar putjes in haar dij.’
Deze manier van schrijven, nuchter op het zakelijke af maar niet kaal (let op de klankrijm in de middelste zin), is typerend voor het boek. De auteur vermijdt zorgvuldig om op het sentiment te spelen. Van de begrafenis komen we bijvoorbeeld hoofdzakelijk te weten dat de hoofdpersoon een blaar oploopt omdat ze de te grote schoenen van haar moeder heeft aangetrokken.
Naast de dood komen er nog heel wat andere beladen onderwerpen voorbij: groepstherapie, de oorlogsjaren in Indonesië en een opa en oma die Jehova’s getuige zijn. Dat het boek ondanks deze thema’s niet uitgroeit tot een tragedie van mythologische proporties, is de verdienste van de onsentimentele verteltoon en de humor waar Posthuma zich van bedient. Zo blijft Mensen zonder uitstraling een hanteerbaar kleinmenselijk drama met zelfs een onmiskenbaar feelgood-accent. Hier bijvoorbeeld, de jonge hoofdpersoon zit bij het zwembad in de achtertuin: ‘Toen stak de buurvrouw haar hoofd boven de heg uit. “Lekker hé?” riep ze. Ze was pedagoog. Ik stond op en ging weer naar binnen.’
Het lijdt dus geen twijfel dat het boek kundig in elkaar gestoken is en prima geschreven. De roman weet te onderhouden en staat vol aardige kleinigheden. Werkelijk bijzonder wordt het echter niet. Vooral inhoudelijk gaat Posthuma niet erg de diepte in. Juist omdat grote thema’s welbewust klein worden gehouden, blijft het gehele boek een beetje aan de oppervlakte. Daarom zal Mensen zonder uitstraling waarschijnlijk geen blijvende indruk achterlaten. Maar het is eigenlijk al een kunststukje dat een roman die zonder te dramatiseren een individueel levensdrama beschrijft, op elke pagina vermaakt.
2 reacties
Dag, leuk zal dit delen.
Mvg Richard Koekkoek
Zit het net te lezen. Recensie strookt volledig met mijn beleving. Aardig.