‘Wat voor mij gewoon de vaststelling was dat rassen met elkaar onverenigbaar zijn wanneer ze eenzelfde leefomgeving delen, werd door de meesten van mijn tijdgenoten direct beschouwd als een aansporing tot haat en een misdaad tegen de menselijke waardigheid.’
Dat schrijft Jean Raspail in zijn roman De ontscheping (Le Camp des Saints*) uit 1973 waarin de westerse blanke wereld zijn ondergang tegemoet gaat doordat goedbedoelende mensen hun soortgenoten uit ontwikkelingslanden voortdurend willen helpen – de mensen, niet de landen. Deze dienstbaarheid komt voort uit schuldgevoel over de westerse welvaart en de grondslag daarvan: de vroegere koloniale overheersing en de onderwerping en niet zelden uitbuiting van volkeren. Meteen na verschijnen van Le Camp des Saints werd Raspail racisme verweten. Maar in zijn boek is de westerse wereld een beschaving die verdedigd mag worden, al ziet Raspail dat niet gebeuren: ‘Op deze wereld, die ten prooi is aan geestverzwakking, zijn sommige zeer intelligente mensen, zonder dat ze daartoe gedwongen worden, altijd koortsachtig in de weer – of dat nu opbouwend dan wel destructief is.’ Ze kiezen de vlucht naar voren en sluiten hun geestelijke vluchtwegen af, zegt Raspail, met als gevolg: ‘De wereld lijkt wel onderworpen, niet aan één welbepaalde orkestleider, maar aan een nieuw apocalyptisch Beest, een soort alomtegenwoordig monster dat zich als eerste doel heeft gesteld: de vernietiging van het Westen.’
Land van melk en honing
Wat gebeurt er? In De ontscheping laat Raspail een vloot van zo’n honderd nauwelijks zeewaardige schepen vanuit India regelrecht koers zetten naar ‘het paradijs, het land van melk en honing’. Dit paradijs is Frankrijk, door Raspail gekozen als metafoor voor het Westen. Aan boord van de schepen bevinden zich een kleine miljoen Indiërs, armen en paria’s, vertrokken uit Calcutta en andere Indiase havens. De kapiteins gehoorzamen een uit de Apocalyps citerende ‘coprofaag’ (= een uitwerpseleneter) die zich behalve door de Apocalyps ook laat aansturen door een misvormd kind dat hij op zijn schouders draagt.
Tijdens de reis zitten de opvarenden vredelievend op elkaar gepakt te wachten tot ze het paradijs kunnen binnenstromen, ook al is er op de schepen al snel aan alles gebrek, inclusief hygiëne. Onderweg besluiten de coprofaag en zijn kind om de hulp van westerse landen – die inmiddels hebben begrepen wat er gaande is en schepen en vliegtuigen met voorraden sturen – te weigeren, want het doel is enkel en alleen de Franse zuidkust. In niet mis te verstane woorden beschrijft Raspail de vloot: ‘En zo voer naar het Westen een vloot stront en ontaarde zinnelijkheid, maar ook vol verwachting: de armada van de laatste hoop.’ De schepelingen zijn weerloos, meelijwekkend en ongewapend, waardoor politici, ambtenaren, kerkleiders, medialeiders en andere goedwillende cultuurrelativisten – de intelligente mensen waar Raspail op doelt – tegen elkaar te hoop lopen om de armen uit de Gangesdelta te verwelkomen.
Anarchie
Weinigen zien daarin een gevaar. Na de eerste schrik maken de Fransen zich op als gastland terwijl de rest van Europa toekijkt, zo’n beetje als nu Italië versus de rest van Europa. Zodra duidelijk wordt dat deze armada het op Zuid-Frankrijk heeft voorzien, vlucht de bevolking van de Méditerranée naar het noorden, terwijl hulpverleners, studenten, losgebroken gevangenen, arbeiders en anarchisten naar het zuiden gaan om de nieuwkomers de helpende hand te bieden dan wel zich genotvol in de chaos te storten. Het leger wordt ingezet om de orde te handhaven en om de vele aan de kust aangespoelde lijken die vanuit de schepen overboord zijn gegooid te verbranden. Dat is veel militairen te gortig. Ze deserteren en in de wanorde zijn slechts enkelen plus een generaal bereid vanuit het huis van professor de Galguès, die op de eerste pagina’s van het boek de vloot ziet arriveren, het land te verdedigen. Totdat ook zij in de invasie ten onder gaan.
Verdediger van exotische volken
Hoe politiek incorrect dit boek naar vele maatstaven ook is, alle ideeën, visies en meningen van de denkende westerse mens zijn erin vervat, al worden ze door het ontstellende verhaal van de naderende vloot wat ondergesneeuwd. Het is de vraag of het terecht is dat Raspail in de hoek van racisme en rechts-extremisme wordt geplaatst. De schrijver bereisde zijn leven lang alle continenten en bezocht veel exotische volken waarover hij met sympathie schreef. Hij is een verdediger van hun culturen en talen. In De ontscheping gaat het voor de goede verstaander dan ook niet zozeer over een botsing van culturen; vooral de verdeling van de welvaart is het fundament van de verschillen tussen de haves and have-nots. Raspail laat een radiopresentator opmerken: ‘Wanneer op onze gezamenlijke wereld men op nauwelijks vijf uur vliegen een mensensoort aantreft van wie het jaarinkomen de vijftig dollar niet overschrijdt en een andere soort van wie hetzelfde inkomen vijftien- of twintigduizend dollar bereikt, zal men mij niet wijsmaken dat hier geen sprake is van een uitgebuite kansarme tegenover een uitbuiter.’
Wel of niet voorstelbaar?
Gezien de massa-immigratie die Europa momenteel het hoofd moet bieden wordt Raspail vandaag de dag behalve rechts-extremisme een profetische blik toegeschreven. In 1973 koos hij bewust niet voor fictieve migranten uit moslimlanden maar uit India, omdat Frankrijk op dat moment te kampen had met naar het land komende Algerijnen en hij geen vooroordelen wilde bevorderen.
De ontscheping is een uniek en verbijsterend boek omdat het tegelijkertijd niet en wel voorstelbaar is dat de witte westerse wereld door mensen uit ontwikkelings- en onvrije landen overlopen wordt. Gezien de huidige migratiestromen richting Europa is het best denkbaar. Maar het alom geldende witte superioriteitsgevoel, gevoed door vrijheid en democratie, zegt dat het nooit kan gebeuren. Raspail zelf zei in een interview enkele jaren geleden zich te kunnen voorstellen dat het vermengen van rassen goed kan gaan. Daarmee biedt hij na zijn dreigende De ontscheping toch een optimistische blik.
* In De ontscheping uit 2016 zijn in de vertaling van Jef Elbers onder redactie van Boudewijn van Houten veel fouten en slordigheden blijven staan. Le Camp des Saints is in 2015 ook verschenen bij uitgeverij Egmont, onder de titel Het legerkamp der heiligen, eveneens in een vertaling van Jef Elbers.