De Haute Provence is nog altijd een wat ruige, ongerepte streek, met diepe dalen en een eigenzinnige bevolking, mensen die met lede ogen moeten aanzien hoe steeds meer huizen in hun pittoreske dorpen als buitenverblijf worden gekocht door gefortuneerde buitenlanders of – nog erger – Parijzenaars. Jean Giono (1895-1970), geboren en getogen in het stadje Manosque, bracht er zijn hele leven door, met uitzondering van de Eerste Wereldoorlog, toen hij onder meer de hel van Verdun moest doorstaan en gewond werd aan het front. Hij keerde terug naar huis als overtuigd pacifist en wijdde zich aan de literatuur.
Heuvel was zijn debuut. Het idee voor het boek, dat in 1928 werd gepubliceerd, ontstond tijdens een reis met zijn zwangere vrouw van Manosque naar de Drôme, door een bergachtige streek met bij wielerliefhebbers bekende cols als de Montagne de Lure of de Mont Ventoux. De plaats van handeling is Bastides Blanches, een gehucht met niet meer dan een twaalftal inwoners ‘halverwege tussen de vlakte waar de stoomdorsmachines ronken en de uitgestrekte lavendelwoestenij, het land van de wind, in de koele schaduw van het Montagne de Lure’.
Een tijloos verhaal
Een lieflijke plek? Nee, want de bewoners spelen eigenlijk een bijrol in het woeste landschap, waar ze hoogstens worden gedoogd, al zoeken ze de afzondering ook bewust op: ‘Wat van de stad komt, is slecht: de wind, die regen brengt, en de postbode.’ Ze voeren een dagelijks gevecht tegen een bezielde natuur: de personificaties in dit boek zijn niet op de vingers van één hand te tellen. Een heuvel ligt bijvoorbeeld ‘als een os in het gras te slapen’, of ‘het vel van de aarde plooit zich in dikke vetrollen’. Het verhaal is in zekere zin tijdloos en had zich op enkele details na net zo goed duizend jaar geleden kunnen afspelen. De beproevingen houden niet op: zo valt de plaatselijke bron droog of moeten alle mannen lijf en leden wagen om een bosbrand – een ‘soepel vuurdier’ – die het dorp bedreigt, af te wenden. Op een bepaald moment formuleert Giono de vijandigheid van het landschap vrij expliciet:
‘Deze aarde die zich breed uitstrekt naar beide kanten, vet en zwaar met haar lading van bomen en water, zijn rivieren, zijn beken, zijn bossen, bergen en heuvels, en zijn ronde steden die midden tussen de bliksems ronddraaien, zijn hordes mannen die zich vastklampen aan zijn vacht: en als dat nu een levend wezen was, een lichaam? Met kracht en kwade intenties?’
Giono’s unieke stijl zal geen enkele lezer onberoerd laten. Die is hoogst persoonlijk, zeer poëtisch en tegelijkertijd aards, ongekunsteld, trouw aan Giono’s eenvoudige komaf. De beelden die hij gebruikt, zijn origineel, maar niet vergezocht: ze leunen dicht aan bij de leefwereld van de lokale bevolking en de natuur. Neem bijvoorbeeld deze beschrijving van een van de mannen van het dorp: ‘Janet ziet er vanavond grimmig uit: zijn huid blauw als graniet, een scherpe neusrug en doorschijnende neusvleugels, als de rand van vuursteen. Eén geopend oog fonkelt in de schaduw als een glinsterende steen, zo’n scherf van een rots die diep in de aarde verborgen ligt en waarop de grote gladde ploegschaar die gewoontegetrouw rechtdoor gaat, plotseling breekt en omvalt.’
Streven naar uitgepuurde taal
Vertaalster Kiki Coumans verwijst onder meer naar Walt Whitmans Leaves of Grass in haar nawoord, een boek waar Giono sterk van onder de indruk was. Het doet de vraag rijzen of hij misschien ook vertrouwd was met Walden, het pleidooi voor een eenvoudig leven dicht bij de natuur van Whitmans land- en tijdgenoot Henry David Thoreau. Of zelfs met het onlangs door Rokus Hofstede in het Nederlands vertaalde De grote angst in de bergen van de Franstalige Zwitser Charles-Ferdinand Ramuz, uit 1926 (dus vlak voor Heuvel uitkwam). Giono en Ramuz delen alleszins het streven naar een ongekunstelde, uitgepuurde, aardse taal en hebben ook hun thematiek gemeen: het gevecht van de mens tegen een bezielde natuur. Toch zijn ze elk op hun manier volstrekt uniek.
Wat er ook van zij, Heuvel is een prachtig boek van een groot schrijver. Laten we hopen dat er nog meer vertalingen volgen, want een groot deel van Giono’s oeuvre is nog niet voor ons taalgebied ontsloten of alleen nog tweedehands te verkrijgen in het Nederlands.