Jean Echenoz – 14

En toen was het oorlog

Recensie door Carlijn Brouwer

Zo fiets je op je vrije zaterdagmiddag nog door de ruisende velden van de Vendée, en zo sta je tot je enkels in de modder van de loopgraven met een ransel die niet te tillen is. Vóór je bevindt zich de vijand, achter je sluiten de rijen zich met gendarmes die geen desertie dulden en naast je kruipen de ratten. Dit is het verhaal van Anthime, een eenvoudige boekhouder in een schoenenfabriek, die in dienst moet en van de ene op de andere dag terecht komt in een wereld waarin de enige zekerheid de onzekerheid van je bestaan is. Met 14, zijn nieuwste novelle, laat Jean Echenoz zien hoe zoiets groots als een oorlog in feite al snel heel alledaags wordt. Dit is de Eerste Wereldoorlog door de ogen van de gewone Fransman.

Alleen al de manier waarop de oorlog voor Anthime en zijn vrienden begint lijkt terloops. Iedereen hield wel min of meer rekening met zoiets als de mobilisatie, maar ‘dat het op een zaterdag zou gebeuren’ had Anthime nooit verwacht. Overbluft door de gebeurtenissen laten Anthime, drie van zijn vrienden die hij kent uit het café en de arrogante onderdirecteur van de schoenenfabriek, Charles, zich meesleuren door wat er van ze wordt verwacht. Tijd voor veel heftige gevoelens is er bij hun vertrek niet, al vraagt Anthime zich wel af of hij Blanche ooit terug zal zien. Hoewel zij een relatie heeft met Charles lijkt ze toch een bijzondere belangstelling voor Anthime aan de dag te leggen, maar de oproep zet alles in de wacht. Leven in oorlogsjaren draait om wachten, zo komt heel sterk naar voren in 14: niet alleen voor de soldaten, die soms dagen aaneengesloten marcheren zonder precies te weten waarheen, maar evenzeer voor hen die achterblijven. Ze wachten op hun mannen, hun zonen, broers en neven, die soms terugkeren als onherkenbaar verminkte schimmen, maar nog veel vaker helemaal niet terugkomen. De willekeur regeert, net als de onmacht.

En het is precies deze afwachtende en schouderophalende houding van de personages, die 14 tot zo’n treffende novelle maakt. Echenoz schept mensen van vlees en bloed: wat zou iemand als jij of ik doen als de oorlog komt? Dat Echenoz bedreven is in het tekenen van prachtige portretten heeft hij ook eerder laten zien in zijn ‘biofictionele’ trilogie, waarin hij componist Maurice Ravel (Ravel), wetenschapper Nikola Tesla (Flitsen) en hardloper Emil Zatopek (Hardlopen) onder de loep neemt. Maar waar het in die trilogie ging om bekende figuren, is het hier juist het portret van de nobody die bewondering oproept. We weten eigenlijk vrij weinig van de hoofdpersonages – ze zijn zo onbeduidend, zo normáál, dat er simpelweg weinig meer te vertellen valt – en toch is dat afdoende.

Bovendien staat tegenover deze summiere informatie over de hoofdpersonages een uiterst gedetailleerde manier van vertellen. Met een voelbaar genoegen doet Echenoz de stinkende, lawaaiige en oogverblindende oorlog uit de doeken. Exemplarisch is de beschrijving die hij geeft van de bepakking van een soldaat, waar hij zo’n drie pagina’s voor uittrekt:

Daarna aten ze, sliepen ze, vertrokken weer onder klaroengeschal na zich te hebben uitgerust met geweer, weitas en veldfles dwars over de borst, patroontas aan de koppelriem en allereerst de ransel weer op de rug, model 1893 bijgenaamd ‘ruitenaas’, waarvan de infrastructuur een houten raamwerk met een omhulsel van dik linnen was, van wagongroen tot mahoniebruin. (…) De ransel woog aanvankelijk, leeg, maar zeshonderd gram. (…) Het geheel van dat bouwwerk kwam dan minstens rond de vijfendertig kilo te liggen, bij droog weer. Voordat het dus begon te regenen.’

In deze laatste zin schuilen de ironie en droge humor die zo typisch zijn voor Echenoz. Hij laat zich niet meeslepen door het drama van de oorlog, maar observeert en relativeert. Natúúrlijk is de oorlog een traumatische ervaring, maar weet je wat ook vervelend is? Dat dat nieuwe helmkapje zo oncomfortabel zit en steeds afglijdt, en zelfs zoveel hoofdpijn veroorzaakt dat de soldaten het maar ‘beginnen te gebruiken voor culinaire doeleinden, om een ei te bakken of als extra soepbord.’

Ook wanneer Anthime gewond raakt door een granaatscherf (voor een zeer beeldende beschrijving van een afgerukte rechterarm bladert u naar pagina 80) vervalt de schrijver niet in emotionele bewoordingen:

‘Vijf uur later werd Anthime in het veldhospitaal door iedereen gefeliciteerd. Ze lieten allemaal blijken hoe jaloers ze waren op die goeie kwetsuur, een van de beste die je je kon voorstellen – die weliswaar ernstig was en je blijvend invalide maakte, maar in wezen niet ernstiger dan allerlei andere, en waar iedereen naar hunkerde omdat het er zo een was die je voorgoed bij het front vandaan kon houden.’

Anthime is nauwelijks opgelucht dat hij de ‘stinkende opera’ van de loopgraven kan verlaten en lijkt er vrijwel niet bij stil te staan dat een verloren arm hem het leven redt. In plaats van blij te zijn met de mogelijkheden die zijn verwonding hem biedt – zoals een leven met Blanche, nu Charles niet meer in beeld is – wordt Anthime volledig in beslag genomen door zijn verloren rechterarm en de fantoompijn. Hoe moet dat nu met veters strikken?

En zo blijkt dat de oorlog geen helden creëert, geen grootse verhalen oplevert en niet gaat over nationale trots. De oorlog is niets dan willekeurigheid, is terug te brengen tot een persoonlijk verlies. Een geamputeerde natie? Een geamputeerde arm, een geamputeerd gezinsleven, dáár gaat het over. En over hoezeer het leven je soms overkomt.

Hoewel er het afgelopen jaar een ware hoos aan Eerste Wereldoorlogliteratuur verschenen is en Echenoz geenszins pretendeert iets toe te voegen aan de gigantische stapels over het onderwerp, is 14 een novelle die niet ongelezen mag blijven. Het doet pijn, deze oorlog vol dood, verderf en stank, maar wordt op zo’n beheerste en ironische manier beschreven, dat je ervan geniet. Schurend, hilarisch en geenszins alledaags. En – dat moet gezegd – een prachtige vertaling van Martin de Haan.


En toen was het oorlog
14
Jean Echenoz
Vertaling door: Martin de Haan
Verschenen bij: Uitgeverij De Geus
ISBN: 9789044534795
121 pagina's
Prijs: € 15,95

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Meer van Carlijn Brouwer:

Recent

25 mei 2023

Naarstig zoeken naar zoete nostalgie

Over 'Arkadia' van Sipko Melissen
24 mei 2023

Had je deze al?

Over 'De postzegelverzamelaar' van Arjen Duinker
23 mei 2023

Op drift geraakt

Over 'is daar iemand' van Micha Hamel
22 mei 2023

De kracht van de traditie

Over 'De exodus van Hendrik Peter Scholte naar Pella ' van Michiel van Diggelen
20 mei 2023

Het is niet altijd leuk om een prins te zijn

Over 'Prins zoekt prins' van Tiny Fisscher

Verwant