De Nachtwacht heeft zijn eigen vluchtweg uit het Rijksmuseum. Bij brand kan het enorme doek door een even enorme spleet via de passage onder het Rijksmuseum rechtstandig in veilige haven worden gebracht. Schijnbaar eenvoudig, maar heel ingenieus. Misschien wel een kwalificatie die ook opgaat voor de korte roman Nachtschrijver van Jannie Regnerus.
Hannah werkt als restaurateur in het Rijksmuseum. Met een loep en engelengeduld haalt ze stukje bij beetje het vernis van doeken weg om ze vervolgens hun originele kleur en vernislaag weer terug te geven. Hoewel het natuurlijk altijd de vraag is of we ooit zullen weten wat de originele kleur toen was. We kijken tenslotte allemaal naar een schilderij waarvan wij aannemen dat het er nog zo uitziet als de schilder het bedoelde toen– zeker weten doen we het niet.
Hannah raakt gefascineerd door een blinde dichter, ze noemt hem Blindman, die ook moet afgaan op hoe hij aanneemt dat de wereld eruit ziet. Hij heeft de wereld ooit gezien maar kan het licht en de kleuren van het land en de hemel slechts veronderstellen: ‘Hij beheert een klein Rijksmuseum in zijn hoofd (…) Zalen en depots gevuld met stillevens en landschappen, weilanden vol klaver en paardenbloem. (…) Misschien zijn de kleuren in Blindmans herinneringen zo intens omdat ze in beslotenheid van zijn verduisterde schedel worden bewaard, geen lichtstraal kan de pigmenten vergelen of verbleken.’
De reukzin en het gehoor zijn bij blinde mensen daarentegen veel beter ontwikkeld; ziende kun je dus juist ook van alles missen dat je als blinde maar al te goed registreert. Zo verhaalt Hannah over haar jeugd waarin ze eens met een blinddoek een plakje leverworst moest zoeken in huis. De truc: zo langzaam mogelijk lopen en elk zweempje geur inademen. Je zou Regnerus’ roman kunnen lezen als een subtiele kritiek op het 21-eeuwse chronisch jachtige leven waarin snelle prikkels en smartphones vooral gelukkig lijken te maken. Daar was de passage over het feit dat niemand naar buiten kijkt op de veerboot misschien niet eens voor nodig: ‘de meeste mensen zitten met het hoofd naar voren geknikt, kin op de borst, de ogen gericht op hun handpalm waarin een schermpje oplicht’. Ook zij zijn blind voor al het moois om hen heen, maar zonder het rijke binnenleven van de dichter als wisselgeld.
Nachtschrijver is een korte roman, en ergens is het jammer dat we niet nóg meer fraaie zinnen van Regnerus kunnen lezen. Daar staat tegenover dat geen enkel woord overbodig is. De uiteindelijke ontmoeting tussen Hannah en Blindman lijkt in eerste instantie niet echt te zijn uitgewerkt. Voordat we Blindman eindelijk ontmoeten zijn we beland op pagina 92 van de 110. De lezer krijgt maar 20 pagina’s van de ontmoeting tussen Hannah en Blindman mee; de proloog meegerekend. Was het daar niet juist allemaal om te doen?
Het kan bijna niet anders of dit is Regnerus’ eigen ingenieuze manier om dit op het oog tamelijk eenvoudige verhaal in veilige haven te brengen. Het hele boek bestaat als het ware uit de gesprekken met Blindman en de daaruit voortkomende inzichten, gelardeerd met mooie observaties over wat, onder andere, het zicht vermag. We nemen in retrospectief kennis van de manier waarop Hannah te weten komt wat Blindmans geschiedenis is. En nog in schitterend, bij vlagen zinnelijk proza ook. Nachtschrijver prikkelt alle zintuigen en maakt blindheid inzichtelijker.