De abdij van Northanger is niet het bekendste boek van Jane Austen (1775-1817), dat is ongetwijfeld Trots en vooroordeel. Het eerstgenoemde verhaal, dat nu opnieuw is vertaald door Bas Peeters, gaat over de naïeve jonge vrouw Catherine Morland die een tijd in het kuuroord Bath verblijft en daar verliefd raakt op een rijke jongeman, Henry Tilney, en tevens vriendschappen aangaat met andere jonge mensen. Uiteindelijk komt Catherine terecht op het landgoed van de vader van haar vlam, waar de omgebouwde abdij van Northanger zich bevindt, waarin het moederloze gezin Tilney woont.
Historische romans geven vaak een beeld van de mentaliteit van een tijdperk. Dit geldt extra sterk voor boeken die niet als historische romans geschreven zijn, maar die een impressie geven van hoe het in de tijd waarin ze verschenen eraan toe ging, in dit geval de periode rond 1800. Dergelijke boeken zijn voor mentaliteitshistorici een vruchtbare bron. De abdij van Northanger is vooral daarom een boeiend boek. De lezer krijgt een beeld van het leven van de beter gesitueerden en inzicht in hoe partnerkeuze op basis van welgesteldheid geschiedde.
Het thema van jonge ontluikende liefde en de onzekerheden die daarbij horen, is universeel, maar tegelijkertijd is er sprake van een duidelijke historische gesitueerdheid van de gebeurtenissen. Opvallend in het boek is vooral dat het dienstdoend personeel nauwelijks een rol speelt, dat wordt blijkbaar niet interessant geacht. Hiermee verschilt het in benadering van een televisieserie als Downton Abbey, die een eeuw later speelt, en waarin het personeel wel van belang is. Dat laatste is meer een weerspiegeling van de mening uit het heden, waaruit deze serie stamt, dan dat de destijds heersende mentaliteit eruit naar voren komt.
Het gegeven dat de personages in De abdij van Northanger romans lezen, een genre dat destijds niet bij iedereen hoog aangeschreven stond, zegt iets over de verandering in leescultuur in de beschreven periode. Henry voelt Catherines fascinatie voor lezen aan en betoont zich een ontwikkelde man die ook haar aandacht vestigt op het pittoreske in het landschap. In de tijd waarin Austen haar boek schreef was er een ‘picturesque cult‘ in opkomst in Europa, waarmee weer duidelijk wordt dat fictie de mentaliteit van een tijdperk inzichtelijk kan maken.
De abdij van Northanger biedt een inkijkje in man/vrouw verhoudingen uit het verleden. Jonge vrouwen uit de bovenklassen waren vooral bezig met het zoeken van een geschikte man met een vermogen om mee te trouwen. Geërfde bezittingen, meer dan persoonlijke verdiensten, waren aantrekkelijk in een man. Toch is Catherines fascinatie voor Henry Tilney ook voor hedendaagse lezers voldoende invoelbaar. Henry wordt als ‘geheimzinnig’ omschreven: ‘Dat soort geheimzinnigheid, dat altijd zo aantrekkelijk is in een held, gaf in Catherines fantasie nieuwe charme aan zijn persoon en optreden, en vergrootte haar verlangen om meer van hem te weten.’ (33) Het thema van de mysterieuze man komt nog altijd veel voor in romantische fictie. Dit type man is niet lief en onschadelijk, maar diens karakter heeft een scherp kantje dat hem aantrekkelijk zou maken. Zo zegt Henry op gegeven moment tegen zijn zus en Catherine: ‘Ik vind het onverdraaglijk dat sommigen van mijn seksegenoten zich niet verwaardigen om soms af te dalen tot jullie denkniveau. Misschien is het denken van vrouwen wel niet zo logisch of scherp- niet zo krachtig of indringend. Misschien missen ze wel opmerkingsgave, onderscheidingsvermogen, oordeel, vuur, genialiteit en esprit.’ (119)
Ook uit de andere dialogen komt Austens visie op de relatie tussen mannen en vrouwen pregnant naar voren. Zo lezen we de volgende passage:
‘Mijn hart, werkelijk! Wat kan mijn hart u nou schelen? Jullie mannen hebben geen van allen een hart.’
‘Als we dan geen hart hebben, we hebben wel ogen, en die kwellen ons al genoeg.’
‘Doen ze dat? Dat spijt me; het spijt me dat ze zoiets onaangenaams in me ontdekken. Ik zal een andere kant opkijken. Ik hoop dat u zo tevreden bent,’ (hem de rug toekerend) ‘ik hoop dat uw ogen nu niet meer gekweld worden.’
‘Meer dan ooit, want de rand van een blozende wang is nog te zien- tegelijk te veel en te weinig.’ (152-153)
Jane Austen schrijft fijntjes ironisch en vestigt de aandacht op het gegeven dat zij de vertelster is van fictie, waarmee ze de lezers soms uit de fictionele droom laat ontwaken. De achterflap van het boek belooft: ‘een pastiche op de gothic novel.’ Die pastiche biedt dit boek echter niet of nauwelijks. Er wordt in enkele passages spanning gesuggereerd, maar de hedendaagse verwende fictievolger heeft misschien meer behoefte aan wat actie en geweld. Een ‘gothic novel’, of een parodie daarop, is dit boek niet, daarvoor gebeurt er te weinig en zijn de ironische ‘gothic’ passages te spaarzaam. In die zin doet het boek denken aan de Kuifjestrip De juwelen van Bianca Castafiore waarin wel spanning gesuggereerd wordt, maar waarin goed beschouwd niet veel aan de hand is.
Bas Peeters’ vertaling leest vlot. Het begin van hoofdstuk 6, waarin Catherines ontluikende vriendschap met Isabella Thorpe wordt beschreven, luidt in zijn vertaling zo: ‘De volgende conversatie, die op een ochtend in de Pump Room plaatsvond tussen de twee vriendinnen, toen ze elkaar acht of negen dagen kenden, dient als voorbeeld van hun zeer warme vriendschap, en van de fijngevoeligheid, tact, oorspronkelijke gedachten en literaire smaak die de redelijkheid van die vriendschap kenmerkten. Ze hadden afgesproken, en omdat Isabella bijna vijf minuten na haar vriendin arriveerde begon ze vanzelfsprekend met: ‘Mijn liefste schat, wat heeft je toch zo opgehouden? Ik wacht al een eeuw op je.’ (37)
Een eerdere vertaling uit de jaren vijftig van het boek door Jean H.P. Jacobs luidt heel anders: ‘Op een morgen, ongeveer een dag of acht na hun kennismaking, hadden Catherine en Isabelle afgesproken elkander te ontmoeten in het Kurhotel. Isabelle was er vijf minuten eerder dan haar vriendin en zij begroette haar met de volgende woorden: ‘Waar heb jij uitgehangen? Ik zit hier al een eeuw op je te wachten.’ (‘Heldin op hol’, 27)
Een blik op het origineel leert dat Peeters’ vertaling die van Austen veel dichter benadert. Juist in de passage waarin de conversatie tussen de twee vriendinnen wordt geschetst ‘as specimen of their warm attachment, and of the delicacy, discretion, originality of thought, and literary taste which marked the reasonableness of that attachment’ toont Austen haar literaire benadering en het is daarom essentieel dat een dergelijke passage niet geschrapt wordt, wat Jacobs heeft gemeend te moeten doen.
De abdij van Northanger is een boek dat wel en niet bij de huidige tijdgeest past. Voor de liefhebber van thrillers of actiefilms is deze roman saai. Maar juist in de huidige jachtige tijd gaan veel mensen in fictie op zoek naar uitingen die een ander levensritme ademen. Men is dan op zoek naar escapisme of compensatie voor het trauma dat het leven in het heden voor veel mensen is.
De abdij van Northanger
Auteur: Jane Austen,
Vertaald door: Bas Peeters
Aantal pagina’s: 272
Verschenen bij: Uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep
Prijs: € 19,99