Jan Vantoortelbooms roman Mauk biedt een intieme kijk in het leven van Mauk die op zijn sterfbed aangeeft dat hij ‘dit wat men zo voldaan het leven noemt, had overgeslagen, als ik daartoe de kans had gekregen.’ Op dit sterfbed komen alle herinneringen samen en vormen een beeld van een getroebleerde jeugd en de naweeën hiervan in een volledig leven.
Het verleden van Mauk ontvouwt zich op diens sterfbed in een reeks gedachten en herinneringen die zijn leven zijn geweest. Deze herinneringen lopen door elkaar heen en beslaan verschillende episodes: het heden waarin hij op zijn sterfbed wordt verzorgd door Jenny, de dochter van zijn vroegere geheime geliefde Carla. Daarnaast zijn er de angstige momenten uit zijn jeugd. Ze zijn getekend door de schaduw van zijn vader, een man die Mauk en diens moeder regelmatig fysiek mishandelt, met wonden en gebroken botten als gevolg. Deze momenten krijgen vorm in de fantasierijke context van de enige gemeenschappelijke factor die Mauk en zijn vader deelden: een fascinatie voor het Wilde Westen. En ten derde is er de periode waarin Mauk relatief gelukkig was, toen hij het huis van zijn nonkel Konrad opknapte en een bestaan voor zichzelf opbouwde als schrijver van brieven voor mensen in het dorp, en hij een geheime relatie had met zijn geliefde Carla.
Zelfbescherming door dissociatie
Mauk is een verhaal over zelfbescherming door dissociatie, een verkenning van hoe een geest kan vluchten naar een wereld van waan om aan de werkelijkheid te ontkomen. In de context van de verbeeldingsrijke wereld van het ‘Wilde Westen’, brengt Vantoortelboom de relaties tussen Mauk, zijn vader en zijn denkbeeldige, beschermende broer Henri samen. Het ‘recht van de sterkste’ dat in het ‘Westen’ geldt, weerspiegelt treffend Mauks dynamiek met zijn tirannieke vader, waarbij ‘Henri’ zich opwerpt als beschermer en rebel en deze zo het beeld wordt van Mauks innerlijke verzet en zijn zoektocht naar bevrijding. Dit ‘Westen’ wordt de arena waarin Mauks innerlijke demonen hun eigen toneel krijgen en waar de grens tussen realiteit en waan vervaagt.
Henri wordt hierdoor niet alleen de personificatie van Mauks wil zich te verzetten, maar ook de katalysator van zijn dissociatie. Naarmate hij dieper in zijn zelfgecreëerde Westen duikt, verliest hij de grip op de realiteit en krijgt hij last van episodes die hij ‘dwalingen’ noemt. Bijvoorbeeld wanneer hij tijdens zo’n dwaling plotseling bij zijn tante Lora verschijnt. Tijdens dit bezoek wordt duidelijk dat Mauk ook als kind al episodes had waarbij hij de grip op de realiteit verloor en de woede van Henri het overnam. Mauks tante zegt: ‘Het spijt me zo dat ik je niet kon houden. Henri bedreigde mijn kinderen. Hij sloeg ze en schopte ze als ze ook maar iets te dicht bij hem kwamen.’
Terugkerende thema’s door de tijd heen
Vantoortelboom weeft de verhaallijn behendig door de verschillende tijdsperioden in Mauks leven, waardoor bepaalde relaties en oorzaken geïmpliceerd worden, maar nooit expliciet worden benoemd. Dit noopt de lezer om zelf de puzzelstukjes in elkaar te laten vallen en zo een beeld te vormen van hoe de gebeurtenissen hebben geleid tot het heden van Mauk op zijn sterfbed.
Mauks worsteling met de realiteit wordt verder verdiept door zijn innige band met het huis van nonkel Konrad, en ook de band van Mauks moeder met nonkel Konrad is een terugkerend thema. Konrads huis fungeert als een tastbare getuige van Mauks verlangen naar herstel en wederopbouw, zowel van de fysieke omgeving als van zijn eigen innerlijke wereld. De metamorfose van het huis, van een vervallen ruïne tot een symbool voor standvastigheid, weerspiegelt Mauks zoektocht naar rust en een solide basis. Het huis vormt de wortels van Mauks volwassen bestaan en is de plek waar hij uiteindelijk ook zijn eigen verhaal op papier zet. Een verhaal dat hij bewaart in het bovenste hoekje van zijn boekenkast, gebonden in een zelfgemaakte kaft van berkenplankjes.
Vantoortelbooms beeldende beschrijvingen zijn doorspekt met heldere, doeltreffende en soms verrassend poëtische zinnen, zoals: ‘De vredigheid die me nu alweer lang heeft verlaten, huisde in ons samenspel, de vrouw bij wie ik mijn verbeelding niet nodig had, bij wie ik kon bestaan in de vrijheid van alle donkerte.’
Deze beschrijvingen sluiten volledig aan bij Mauks aanleg voor het schrijverschap. Zo ontstaat het vermoeden dat met het lezen van Mauk de lezer het verhaal uit het in berkenplanken gebonden boek in handen heeft.
Verkenning van de verbeelding
De grens tussen realiteit en verbeelding is in Mauk altijd duidelijk maar daarom niet minder immersief. Als lezer word je volledig meegenomen in de belevingswereld van Mauk, zelfs wanneer deze de realiteit overstijgt.
Door deze schrijfwijze weet Vantoortelboom Mauks sobere bestaan kundig door te laten klinken in het vertelde maar ook in het onvertelde. Het verlangen naar menselijk contact sijpelt niet alleen door in Mauks ‘relatie’ met Henri, maar ook in het leven van zijn moeder en haar relatie met Konrad. Met het beschrijven van deze relaties snijdt Vantoortelboom thema’s als mishandeling, eenzaamheid, isolatie, compassie en vergeving aan en laat hij zien hoe gedragingen iemand voor het leven kunnen tekenen. Mauk is een boek dat fijn wegleest maar dat je niet makkelijk weglegt of vergeet.