Als puber gooide hij ooit, in gezelschap van relschoppers, de ruiten van een bushokje aan diggelen. Hij schrok niet eens zozeer van de daad als wel van de ervaring dat hij die agressieve kracht in zich had. De herinnering komt terug als later in zijn leven relaties stranden na brute agressie van zijn kant. Als hij die agressie nu maar kan beheersen, zal hij genezen zijn. Denkt hij.
‘Hij’ is de hoofdpersoon in Vertedering, de tweede roman van Jamal Ouariachi (Amsterdam, 1978, zoon van een Nederlandse moeder en een Marokkaanse vader). Een naam krijgt de ‘hij’ voor ons niet. En dat is niet toevallig. Hij beweegt zich als een anonymus door zijn leven. Hij laat zich niet echt kennen, en erger: hij kent zichzelf nauwelijks. Hij is voortdurend bezig te beantwoorden aan het zelfbedachte beeld dat anderen gunstig moet stemmen. Met gevoelens van zichzelf en anderen kan hij echter niet omgaan. ‘Emotie was wat hem betreft een vormeloze klont’.
Boeiend aan de roman is dat de lezer steeds duidelijker wordt hoezeer de ‘hij’ zijn eigen teloorgang bewerkstelligt, terwijl bij hem zelf het kwartje maar niet wil vallen. Na een afgebroken studie filosofie is hij het café Nooit meer slapen gestart dat na een paar jaar failliet gaat. Hij vervult nu een geestdodend baantje op de postkamer van een grote uitgeverij.
Zijn relaties met achtereenvolgens Elsa en Zerline kennen een vergelijkbaar bruusk einde. Beide vrouwen vertrekken na agressieve uitvallen van hem. Hij gaat zijn leven steeds meer als een aaneenschakeling van mislukkingen zien, die volgens hem geheel te wijten zijn aan die agressieve explosies. Psychologische hulp vertrouwt hij niet en nijvere zelfstudie in neurobiologische literatuur levert hem al evenmin verklaringen op. Het doet hem besluiten tot een bizar experiment met een nieuwe geliefde dat hem zal moeten leren zijn woedeuitbarstingen te beteugelen. Zijn nieuwe relatie noemt hij dan ook een ‘project’.
Vertedering is opgebouwd als een drieluik. In het eerste deel maken we kennis met de repeterende dagen van de ‘hij’ als postkamermedewerker. Vooral dit deel levert veel komische beschouwingen op, die voor de lezer echter steeds cynischer en bijtender worden omdat de hoofdpersoon meer en meer getuigt van gering zelfinzicht. Zijn hele leven lijkt opgehangen aan terugkerende stramienen, zoals het vaste zondagse bezoek van zijn moeder en de omgang met zijn vrienden Daan en Patrick, die ook al is geformaliseerd in vaste afspraken. Werkelijke zieleroerselen worden onder de vrienden niet besproken.
De roman begint als de ‘hij’ tijdens zijn middagpauze een mand met pasgeboren katjes vindt. Hij is er verlegen mee en voelt zelfs irritatie dat hij nu juist in deze situatie wordt gebracht. Hij neemt een ziek katje mee en verzorgt het teder, niet als een duidelijke persoonlijke keus, maar omdat het nu eenmaal zo loopt. Twee achtereenvolgende vriendinnen, Elsa en Zerline, geven hem een tijdlang het gevoel gelukkig te zijn, maar ze kunnen hem in wezen niet bereiken.
In het tweede deel trekt hij zich terug in zichzelf voor een ‘contemplatie’ over de mislukkingen in zijn leven, maar wij lezers zien hoe hij niet tot de kern komt, hoezeer hij zelf ook overtuigd is van het tegendeel. Hij besluit tot het bizarre plan dat hij in het laatste deel uit zal voeren.
De roman krijgt door deze indeling enigszins de structuur van een klassieke drama: de ‘held’ op weg naar zijn catharsis. Of hij die bereikt laat Ouarachi tot het laatst onzeker. Maar het vermogen de roman daarmee voortdurend op spanning te houden is niet de enige kracht van deze auteur. Ook de stijl en de natuurgetrouwe dialogen dragen daaraan bij. De auteur weet de suspense goed te doseren en hij benut overtuigend zijn ervaring als therapeut in de beschrijving van de geesteswereld van de protagonist.
Talrijk zijn de toespelingen op gebeurtenissen van de laatste jaren die je als lezer herkent en die je daardoor nog meer in het verhaal trekken alsof je er zelf bij bent: toespelingen op personen die opdraafden in DWDD en Zomergasten, de discussies rond Wij zijn ons brein van Dick Swaab, de fraude van Diederik Stapel, het ongeluk met de Costa Concordia, allemaal zonder dat ze bij naam worden genoemd, maar voldoende herkenbaar.
Talrijk zijn ook de literaire verwijzingen. Natuurlijk de naam Nooit meer slapen voor het café (de ‘hij’ heeft thuis 27 drukken van de roman van W.F. Hermans in zijn kast staan), maar ook indirect als hij dwalend door nachtelijk Amsterdam de regels neuriet ‘O, dat het zo ver gaat / elke vrouw heeft jouw gezicht enz.’. Die zijn afkomstig uit het liedje Nooit meer slapen van Doe Maar. De prachtigste verwijzing op dat punt lezen we echter als hij kennis maakt met Zerline:
Zerline heette ze. Zerline. Hij liet zijn mond de naam uitspreken zonder geluid te maken, proefde de letters, vooral de ‘l’ die zo’n wulpse, vloeibare vertraging veroorzaakte, waarna de tong, die puntig en spits aan de voortanden had gelikt, zich breed en plat maakte om zich opnieuw tegen de voortanden aan te vlijen voor de ‘n’.
Dat doet onmiddellijk denken aan de sensuele openingszin van Lolita van Nabokov (‘Lolita, mijn levenslicht, mijn lendevuur. Mijn zonde, mijn ziel. Lo-Lie-ta: de tongpunt daalt drie treden het gehemelte af en tikt bij drie tegen de tanden. L. Lie. Ta.’; vertaling Rien Verhoef).
Ontelbaar zijn ook de verwijzingen naar films. Vaak om stemmingen weer te geven, maar ook als beeld: het katje dat de naam Buscemi (naar acteur Steve Buscemi in Reservoir Dogs) krijgt en het beeld dat de hoofdpersoon van zijn agressieve zelf oproept als Jack Nicholson in The Shining.
‘Beelden’ naar films inderdaad. Want ook een laatste kwalificatie die aan dit boek gegeven mag worden is de filmische verteltrant. Een scenarioschrijver kan na lezing van Vertedering meteen aan de slag.
Vertedering
Auteur: Jamal Ouariachi
Verschenen bij: Uitgeverij Querido (2013)
Aantal pagina’s: 256
Prijs: € 19,95