Recensie door Arie Biesheuvel
Broed is de debuutroman van de Amerikaanse schrijfster Jackie Polzin en werd vorig jaar genomineerd voor de prestigieuze First Novel Prize van The Center for Fiction; het wordt thans verfilmd door Haley Bennett, die ook de hoofdrol speelt. Broed is het verhaal van een naamloze vertelster die kippen houdt om te verwerken dat ze geen kinderen kan krijgen. Het boek behoort tot het genre van de ‘auto-fictie’, zoals ook het werk van Rachel Cusk en Annie Ernaux. De vertelster woont in een buitenwijk van Minneapolis, net zoals de schrijfster toen deze, inderdaad, kippen hield om haar te helpen bij haar worsteling met onvruchtbaarheid en het verwerken van een miskraam. Een belangrijk punt evenwel, is dat Jackie Polzin thans twee kinderen heeft, zodat het verdriet van de vertelster niet de werkelijke worsteling van de schrijfster zelf is.
Er zijn boeken die met plezier gelezen worden en vervolgens vergeten worden, en er zijn boeken die je bijblijven. Broed is zo’n boek. De reden is dat de naamloze vertelster weliswaar zeer oprecht is, maar dat de lezer soms het idee krijgt dat ze niet door heeft dat er iets anders aan de hand kan zijn dan zij denkt.
Opmerkelijke beschouwingen
Het verhaal van Broed begint op het moment als de vertelster vier kippen gaat houden. Ze praat daarover met haar beste vriendin, een makelaar die niets met kippen heeft; vanaf daar luisteren wij naar ‘het verhaal’ van de vertelster. Broed kent prachtige observaties, een beetje zoals een documentaire waarbij de lezer als een Frans Bromet, de vertelster dicht op de huid zit en tussendoor tegen de camera praat. Vaak zijn dat kleine, opmerkelijke beschouwingen, die het geheel een meerwaarde geven. De scènes zijn niet gemonteerd in de volgorde waarin ze zijn opgenomen waardoor de indruk gewekt wordt dat het boek één jaar bestrijkt.
Er is een subtiele, terloopse manier van vertellen en het boek zit vol mooie Amerikaanse details die ook Nederlanders niet vreemd zullen zijn, zoals: ‘De postbode opperde, op niet onvriendelijke toon, dat onze kippen te dik zijn. Hij is een immigrant uit een arm land en zijn beeld van kippen is on-Amerikaans.’
In het begin van de roman bezoekt ze haar moeder in Riverton, een plaats niet ver van Minneapolis en waar ze zelf is opgegroeid. Moeder en dochter zitten in een typisch Amerikaanse ‘donut place’: ‘Ik zou denken dat niemand aan deze tafels zou willen zitten, in de nepfruitige tocht van zwaaiende wc-deuren, ware het niet dat er alom bewijs was voor het tegendeel. In de triplex zijkant van het tafelblad waren namen gegroefd die ik kende.’
Haar moeder wijst haar op het meisje achter de toonbank: ‘”Dat is de oudste dochter van de Thompsons,” zei mijn moeder, wat betekende dat ik bij haar moeder in de klas had gezeten. Het meisje achter de toonbank had dezelfde gepijnigde blik en haar oogleden hadden dezelfde afschuwelijke tint blauw. Zo voelt het hele dorp voor mij, bekend maar erop achteruitgegaan. De apotheek is nu een pub, en de jurkenwinkel een kringloop en er draait één film in de bioscoop, drie keer per week.’ Waarmee Polzin ook meteen de economische neergang van het Amerikaanse platteland heeft neegezet.
Van geen kwaad bewust
De gelaagde constructie en het ambigue van de tekst worden zichtbaar als de reden van het bezoek aan haar moeder duidelijk wordt. Haar man Percy zit een paar dagen in Los Angelos voor een sollicitatie aan een vooraanstaande universiteit. ‘Mocht Percy de baan krijgen, dan zullen we een nieuw onderkomen voor de kippen moeten vinden. Ik zou de kippen het liefst aan mijn moeder nalaten.’ Percy, is een analytisch ingestelde man die gevraagd is te solliciteren bij een vooraanstaande Amerikaanse universiteit. Werken aan zo’n universiteit is niet alleen lesgeven, maar ook keihard werken, en de onzekerheid of je contract wel zal worden verlengd; zoiets doe je alleen als de wetenschap je droom is. Onwillekeurig rijst dan ook de vraag in hoeverre de vertelster haar man kent. Zij lijkt zich van geen kwaad bewust en zegt: ‘Ik vermijd het zoveel mogelijk zijn werk te lezen, maar kan bevestigen hoe uitputtend dat is. Zijn boeken zijn moeilijk en dus saai, en daarbij heeft Percy altijd belangstelling gehad voor de raarste dingen.’
’s Avonds ligt ze wakker in bed: ‘Percy heeft geen moeite met slapen. Zijn geheim – weet ik omdat ik ernaar heb gevraagd – is dat hij het nut niet inziet van wakker in bed liggen. […] Als ik wakker lig, denk ik soms aan zijn ex-vriendin die ongetwijfeld naast hem aan dezelfde kant van het bed wakker lag, en hem misschien ook wel had gevraagd naar zijn slaapgeheimen terwijl ze wakker lag en dacht: het is hem gegund.’
Innerlijke verandering
Is de vertelster misschien jaloers op de ex-vriendin van haar echtgenoot? Is die echtgenoot zo harteloos om gewoon te gaan slapen als zijn vrouw met al haar twijfels en verdriet niet kan slapen? Heeft de schrijfster hier een illustratie willen geven van een huwelijk waarin de partners elkaar niet volledig kennen en begrijpen, waardoor het soms lijkt dat zij langs elkaar heen leven?
In deze roman wordt veel getoond in plaats van expliciet beschreven; het is aan de lezer er betekenis aan te geven. De kinderwens en de onmogelijkheid daarvan wordt duidelijk door de vele opmerkingen over het moederschap. En dan is er de bijna obsessieve aandacht van de vertelster voor schoonmaken (in ere herstellen, nieuw leven inblazen, tevoorschijn toveren), de kijk op het schilderij van een rokende vrouw. En de verandering die voor het eerst aangeeft dat ze op weg is om de onmogelijkheid van moederschap te accepteren; het schoonmaken van de villa aan Queen Street, wat suggereert dat dit proces van innerlijke verandering nagenoeg is voltooid, maar ook dat de acceptatie nooit volledig kan zijn. Broed is een prachtig gecomponeerd en gelaagd boek, vol met subtiele details en kleine observaties, een mooi debuut.