Jaap Goedegebuure, Neerlandicus en biograaf van de schrijver Frans Kellendonk (1951-1990), beweegt zich in zijn détailstudie over de muziek van Kellendonk tussen afstand en vereenzelviging. Hij deelt Kellendonks liefde voor Bob Dylan en nog wel meer: beiden volgden het gymnasium, waren schoolkrantredacteur, studeerden letteren (Kellendonk overigens Engelse taal en letteren) en werden schrijver.
Goedegebuure start zijn verhaal met Kellendonks vriendschap met Leonard de Vos op het Dominicuscollege in Nijmegen. Een college waar jongens werden voorbereid voor een opleiding tot rooms-katholiek geestelijke. Ze vormen samen een duo, Kellendonk als schrijver van teksten die De Vos op muziek zet. Ze waren enthousiast en eendrachtig, maar ze doen meer. Samen met nog twee andere scholieren richten ze een schoolkrant op, Inkijk. Kellendonk schrijft onder meer over muziek. Hij draait zo warm voor het schrijverschap dat volgens Goedegebuure hier, ‘al de contouren van Kellendonks cultuurkritische tragikomedie Mystiek lichaam (1986) opdoemen’.
Voorbereiding schrijverschap
In de vierde klas van het gymnasium stapt Kellendonk als redacteur over naar Climax, een concurrerend blad van het Dominicuscollege, begonnen door een aantal vierdejaars hbs’ers. Hierin publiceert hij onder andere gedichten, in de voetsporen van Dylan en Boudewijn de Groot. Goedegebuure citeert er ruim uit en hij neemt ook vier vertalingen van Dylans songs op. Hij onderscheidt drie voorliefdes van Kellendonk: engagement, visionaire bevlogenheid en al dan niet ironische liefdesliedjes.
Na de overgang van vierde naar vijfde klas stapt Kellendonk over naar een gymnasium in Rotterdam, de stad waar zijn ouders wonen, ‘de geestelijke roeping (…) is vervlogen’. Hier wacht hem een nieuwe vriendschap: met Martin van Heesch, eveneens een groot Dylan-fan én aankomend singer-songwriter. Leo de Vos en Frans blijven al schrijvend contact met elkaar houden. Enkele brieven die Kellendonk aan hem schreef zijn in het boek opgenomen.
In 1969 doet Frans Kellendonk eindexamen. Zijn verhalenbundel Het reuzenrad was toen al in gestencilde vorm verschenen. Goedegebuure beschouwt deze bundel als ‘een echte sleuteltekst, ontstaan op de drempel tussen adolescentie en volwassenheid, middelbare school en universiteit, het verleden en het vooruitzicht op een nog komende ontwikkeling van de schrijver’.
Er is echter ook een andere sleuteltekst denkbaar, of liever: sleutelpassage, namelijk wat Kellendonk bijna terloops aan Leonard de Vos schrijft over een nieuw leven dat hij vond ‘in de schoonheid van de kunst, i.e. de poëzie, nadat ik ben vastgelopen in de realiteit van het harde leven’.
Tegenspraak in werk van Kellendonk
In Kellendonk. Een biografie van Goedegebuure, stelt hij dat zoiets als een tegenspraak moet worden beschouwd (poëzie en leven), zoals hij er vele in het werk van Kellendonk aantreft. Soms begrijpelijk, zoals nieuw leven ten opzichte van de dood in Mystiek lichaam – alhoewel je het daar ook over kunt hebben – maar in verband met het citaat zou je de overgang van het harde leven naar de schoonheid van de poëzie kunnen zien als een scharnier, zoals Neerlandica Yra van Dijk en haar studenten dat eens omschreven en overtuigend hebben uitgewerkt tijdens een lezing over Mystiek lichaam bij Spui25 in Amsterdam (15 oktober 2009). Immers, zijn muziek en poëzie niet bij uitstek de kunsten die leven en dood voelbaar maken?
Zoals deze sleutelpassage bijna terloops voorbij komt, zo komen ook de jaren zestig uit de vorige eeuw zeer summier en bijna terloops voorbij. De jaren waarin Kellendonk afscheid neemt van de rooms-katholieke kerk, de tijd van zijn voorkeur voor psychedelische rock van Pink Floyd en The Byrds’ en (…) de hallucinante beelden’ van Bob Dylan.
In beide gevallen had Goedegebuure meer de diepte in mogen gaan. Nu moet bijvoorbeeld voor de context van de zestiger jaren uitgeweken worden naar een recent boek als Alles! En wel nu! van Piet de Rooy. Het is jammer dat het boek nu aan de oppervlakte blijft steken. Al zullen de bewonderaars van Kellendonks werk blij zijn met de gepubliceerde gedichten en brieven uit de archieven van Leonard de Vos, Martin van Heesch en Kellendonk zelf (uit de Leidse Universiteitsbibliotheek).