In de afgelopen tijd is er op verschillende plaatsen aandacht geweest voor fantasiewezens, al of niet door elkaar beïnvloed. Vorig jaar, november 2016, kwam er een film uit van J.K. Rowlings nieuwste boek: Fantasic Beasts, and where to find them. De Utrechtse vakgroep mediëvistiek zond een jubileumnummer van haar magazine Madoc de wereld in, waarin fantasiewezens uit middeleeuwse legendes te zien waren. En nu is er dit, letterlijk en figuurlijk, fantastische boek Wonderwezens van Ingrid Biesheuvel en John Rabou. Hierin worden 25 wonderlijke wezens beschreven uit de klassieke en middeleeuwse cultuur. Allen hebben zij mythologische eigenschappen, maar met een menselijk element.
Het boek heeft geen index, en de titels staan niet boven de hoofdstukjes, maar eronder. Daardoor word je meteen uitgenodigd om te gaan bladeren, te kijken en te lezen. Wat een feest is dat! Het boek heeft een prachtige vormgeving. Het eerste dat opvalt, zijn de illustraties van John Rabou. Dat zijn kunstwerkjes, waar de levendigheid van af spat. Je kunt ernaar blijven kijken,en elke keer ontdek je iets nieuws. Ze zijn humoristisch, gevarieerd, met soms sprookjesachtige, dan weer klassieke of middeleeuwse elementen.
Rabou gebruikt alleen de kleuren grijs-wit, met goud als enig kleuraccent. Dat is sterk. De losse draden van het kleed van het Griekse weefstertje Arachne bijvoorbeeld, waarop Zeus in dubieuze situaties staat afgebeeld, zijn in goudkleur. Zij vormen meteen het web van de spin, waarin het meisje later zal veranderen. De afbeelding van de Sater is eveneens meesterlijk: dubbelzinning en subtiel tegelijk, door de manier waarop de Sater de fluit in zijn hand houdt. Ook heel mooi is de afbeelding van de oor-mensen: ze lijken zo weggelopen uit één van de vele populaire Gothic Festivals, waar liefhebbers van magische verhalen – zoals de boeken van Tolkien – zich vermommen als hun favoriete personages.
De tekening van de Graeae zijn minder aantrekkelijk, maar dat komt omdat de Graeae drie afzichtelijke zussen zijn uit de Griekse en Romeinse mythologie. Zij moesten samen één oog en één tand delen en vochten daarom voortdurend met elkaar. Zij hadden nog een zus, Medusa, die ook al bekend stond om haar afgrijselijke uiterlijk. Deze Graeae doen enigszins denken aan de figuur van de – ook zo lelijke – Eucalypta, de heks uit Paulus de Boskabouter.
Wie de tekeningen bekijkt, wordt ook meteen nieuwsgierig naar de teksten. De schrijfster kent niet alleen haar ‘klassieken’ uit Oudheid en Middeleeuwen, zij put even gemakkelijk uit moderne bronnen, en alle eeuwen die daar tussen in liggen. Maar ook uit de beeldhouwkunst, hedendaagse filmkunst, populaire jeugdboeken en muziek. Zelfs de 20e-eeuwse Drs. P komt voorbij, in één hoofdstuk – over die al genoemde Graeae – genoemd met de Russische schrijver Dostojewski. Drs. P heeft een lied geschreven over de kibbelende gezusters tante Constance en tante Mathilde. Hij gaf dit gedicht de titel Zusters Karamazov, verwijzend naar de beroemde gelijknamige roman van Dostojewski.
Ook is het interessant om van de overige wezens te weten hoe ze in de loop der tijden een plaats kregen in andere verhalen en kunstvormen. Zoals de Sciapode, de éénvoeter, die zijn voet als parasol kan gebruiken. Deze wordt genoemd in de roman Baudolino van de Italiaanse schrijver Umberto Eco. Of de Romeinse god Janus, met twee gezichten. In Harlingen staat een stenen beeld met een januskop, de Stiennen Man genoemd, die daar rond 1570 geplaatst werd als symbolische toezichthouder op het dijkwerk. De schrijfster weet zelfs de loeiende sirenes, die Nederlanders elke eerste maandag van de maand om 12 uur horen, een symbolische betekenis te geven door de link te leggen met de Griekse Sirenen. Dat waren verleidelijke vis- of vogelvrouwen die Odysseus wilden betoveren op zee. Hierdoor luister je de volgende keer heel anders naar het Nederlandse luchtalarm!
En zo legt Ingrid Biesheuvel verrassende verbanden tussen vroeger en nu, en tussen magie en werkelijkheid. Met recht een fantastisch boek!