Experimenteren en vernieuwen zit essayist, dichter en verhalend prozaïst Huub Beurskens (1950) in het bloed, zo bewijst ook zijn laatste roman Steyler. Tot op de dag van vandaag publiceert Beurskens romans die literatuurtradities op de helling zetten. Bovendien blijft hij zichzelf trouw in het ondernemen van een zoektocht naar oorsprong en zin van het menselijk bestaan. In zijn boeken wordt veel gereisd naar (verre) landen en afgedaald in zowel persoonlijk verleden als in wereldhistorie.
Dat Beurskens in zijn lange literaire carrière steeds toegankelijker is geworden ligt misschien hieraan dat hij als uitgangspunt in zijn boeken een ‘story’ is gaan etaleren. Hij heeft die omkleed met het experiment dat voorheen op de voorgrond stond en met betekenislagen waaruit als vanouds zijn teksten zijn opgebouwd.
Stilistisch knap relaas
De story wordt als een aanlokkelijk vloerkleed voor de lezer uitgelegd. Hij kan het optillen en de diepste diepten ontwaren. Doet hij dit niet, dan neemt hij genoegen met een in de regel onderhoudend en stilistisch knap relaas. Mogelijk stoort de lezer zich aan het experiment dat daarbovenop wordt beproefd en legt hij het boek als ongeloofwaardig terzijde.
Zo kan de roman Noordzeepalmen dat geschreven is vanuit een ‘onbetrouwbaar’ vertelstandpunt, beleefd worden als een daadwerkelijk plaatsgevonden reeks spannende gebeurtenissen. In Steyler kan men savoureren als een reisverslag naar de Dordogne waarin een op leeftijd geraakte, nogal saaie man knotsgekke verwikkelingen over zich afroept.
Het levensraadsel
Evenals het andere werk van Beurskens is dit boek méér dan een verslag van een reis naar Frankrijk. Voor hoofdpersoon Mathieu draait het om de vraag waar hij vandaan komt en waar hij heengaat. Zijn interesse is gericht op de missing link tussen de aap en de eerste, rechtoplopende mens en verder alles wat met het levensraadsel verband houdt. Een onderwerp dat overigens beslist niet nieuw is in het oeuvre van Beurskens.
Hij is dermate geobsedeerd door de mysteries van het bestaan dat hij tuurt in de veronachtzaamde kanten ervan. Een vlieg en enige metgezel in zijn eerste hotelkamer in de Dordogne neemt hij onder een stolp mee die hij tijdens het vervolgen van zijn reis zorgvuldig bewaakt.
Mathieu is op weg naar zijn vriend Steyler, de titelfiguur. Sinds hun jeugd in het Noord-Limburgse Tegelen zijn ze bevriend. Beiden zijn beeldend kunstenaar, al heeft Mathieu zich sinds kort op het pad van de romanschrijverij begeven. Misschien komt het daardoor dat hij op zoek is naar verrassender invalshoeken in de beschouwing van de werkelijkheid.
Hij observeert het insect onder een vergrootglas en betreedt een nieuwe wereld. Los van de oude wereld kan hij echter niet komen. De vleugels van de vlieg zijn met een schaartje bewerkt!
Ver van de waarheid
Hij wordt teruggeworpen in de alledaagse werkelijkheid waarin herhalingen van wreedheden tijdens het vervolgen van zijn reis zullen plaatsvinden. Tijdens zijn reis lijkt alles met elkaar samen te hangen maar het antwoord op de cruciale vraag (waar kom ik vandaan en waar ga ik heen) wordt er juist door vertroebeld. Hoe dichter hij de waarheid nadert hoe meer hij op een mistgordijn stuit. Het is een gang die Beurskens rond 1970 in zijn poëzie herhaaldelijk had gemaakt en vele ‘autonomisten’ met hem in de voetsporen van de destijds vernieuwende Kouwenaar en Faverey.
De speurtocht die Steyler in zijn jeugd naar de schakel tussen aap en mens heeft ondernomen en die zijn zoon thans als een erfstuk koestert, is mislukt. Wederom een herhaling: de zoon van Steyler raakt in China de onderzoeksgegevens kwijt van zijn expertise naar de missing link, naar de Pekingmens. Via ingenieuze ontwikkelingen raakt Mathieu betrokken in deze onderneming waarover hij vóór zijn komst was ingelicht door Steyler in brieven. Bizarre belevenissen volgen. Dat ze niet leiden tot een ontknoping laat zich raden.
Voorbij de romantraditie
De debuutroman van Mathieu die de lezer, zo wordt gaandeweg duidelijk, in handen heeft, gaat naar het einde toe op een totale mislukking uitdraaien. Uitstapjes in de vorm van beschouwingen over vriendschap, liefde, noodlot, of eindigheid kunnen het boek niet redden. Zelfs niet het verslag van de nacht van Mathieu op een Franse hotelkamer met de vriendin van Steylers zoon die hem de brieven van Mathieu over de vorderingen van het onderzoek in China wil ontfutselen. Dat avontuur is te ongeloofwaardig en past niet in een ‘goede’ roman.
In Steyler wordt men door de auteur in een voetnoot hoffelijk aangesproken. Het is één van de methoden waarmee Beurskens de romantraditie doorbreekt. Aan het eind van het boek valt ons een nog charmantere benadering ten deel: ‘Lezer… Ik wilde het hierbij laten, maar je bent dus gebleven. Hoewel ik je schromelijk ben gaan verwaarlozen. […] Je trouw doet me werkelijk deugd en is geest- en hartverwarmend.’
Wat de lezer voorgeschoteld krijgt, getuigt van taaiheid, geeft de schrijver toe. Maar zij is functioneel. Wie slechts het ‘verhaal’ heeft opgepikt komt ook niet slecht weg. Zo beschouwd is Steyler een geslaagde roman. Een roman voor een groter publiek wellicht dan Beurskens tot nu toe voor zijn werk heeft gevonden.