Recensie door Obe Alkema
Debuteren op jonge leeftijd is gewaagd, maar op latere leeftijd is dat niet minder zo. Kan een geflopt debuut van een kwieke twintiger nog weggemoffeld worden onder de noemer ‘te jong, te snel gedebuteerd’; die vlieger lijkt voor een oudere dichter niet op te gaan. Zo’n persoon zou toch de tijd gehad hebben om zijn bundel te perfectioneren? Henk Ester (1952) is zo’n late debutant. Hoe gewaagd is Bijgeluiden?
Esters bundel is grofweg op te delen in twee delen. In het eerste deel laat Ester heel secuur zien dat hij continu observeert. Het gedicht A2 illustreert dit:
A2
’s avonds, hoog, aan de rand van de stad
is alles goed te zien
de weg, het water en het licht
maar onzichtbaar is het geluid
het deinen van motoren
hier ver van zee
op een balkon
In kraakheldere taal weet Ester een herkenbare setting (iemand die over een stad uitkijkt vanaf een balkon) te schetsen zonder al te veel poespas te geven. Typerend voor al zijn gedichten is de ogenschijnlijke bijkomstigheid van het geluid. Geluiden komen echter niet toevallig aan bod in zijn gedichten. Ze zijn het leidmotief in deze bundel. Het gaat continu over geluid.
Dat kan in de vorm van stadsrumoer, zoals in A2 of in de eerste strofe van Concertzaal: ‘In de binnenstad dirigeert een man stemmen, / trage stappen en bloemen in stilstaand water.’ Daarnaast kan het ook in de vorm van kunstrumoer: het noemen van muzikanten en andere kunstenaars. Hiermee laat Ester zien dat hij verstand heeft van onder andere literatuur en klassieke muziek. Kijk naar een gedeelte uit Middagduivel: ‘Wie leest / over vijfhonderd jaar Lamento van Campert, / totaal witte kamer van Kouwenaar, / Yann Andréa Steiner van Marguerite Duras? / Wie kent dan nog Sonate nr. 5 van Ustvolskaya, / Book of Angels van Zorn, Canto Ostinato van Ten Holt?’
Geluid is voor Ester het ideale voorbeeld om zijn gedachten te ordenen en weer te geven. Ester is namelijk een denker. De opsomming hierboven vervolgt met de zin ‘Tijdgeesten luisteren slecht.’ Ester denkt veel na en in het eerste deel van Bijgeluiden noteert hij het meer informatief dan poëtisch, wat ervoor zorgt dat de lezer ook moet nadenken. Nog zo’n statement (weer in Middagduivel): ‘Een dichter hangt geen formules aan. Elke formule / is achterhaald, elke pretentie misplaatst.’
Het tweede deel van de bundel is echter meer poëtisch dan informatief te noemen. In tegenstelling tot het essayistische eerste deel, is dit meer een stream of consciousness te noemen. Hij gaat hierbij heel associatief en suggestief te werk en richt zich meer op de poésie pure dan op het informatieve karakter van zijn poëzie. Kijk eens naar het gedicht Verborgen ritueel:
een hele molen licht
het wezen van de windhel hellen luiden luid
een helle molen luidt
het winnen van de windhel hellen luiden luid
een helle molen heelt
lasluister heigeluihel helen lieden ludd
hel helen lieden ludd
Dit gedicht is verreweg het meest extreme voorbeeld van de klankherhalingen in Bijgeluiden. Het vormt een grote discontinuïteit met de andere gedichten. Tussentijd [1] is ook zo’n gedicht waarin de gedachten minder strak geordend zijn en waarbij de stream of consciousness goed naar voren komt:
Maersk … Hanjin … Cosco … Geest …
… Wan Hai … Evergreen … Delmas …
Yang Ming … Nedlloyd … Hapag …… Matson … Hyundai … Kien Hung …
“K” Line … Star Shipping … Heung-A …
… CNC Line … Hansa Mare … APL …er is wereld
het wemelt ervanen in de tussentijd
zwermen getuigen uitnemen de meesten aan zee
een omweg naar het watervliegt het schuim
in dodelijke drift
de wering inen loop ik
van tweehoog achter
naar beneden
De achterflap verklapt dat Ester vaak te vinden is op de Maasvlakte. Dit gedicht zou ontstaan kunnen zijn na een wandeling aldaar. Hij ziet de containers opgestapeld liggen en zijn gedachten dwalen af. Zijn gedachten zijn niet zo goed gestructureerd als in het eerste deel. Hij laat ze meer los. In dit gedeelte worden ook minder vaak muzikanten of kunstenaars genoemd. Het geluid is wel aanwezig, alleen meer onder de oppervlakte; het wordt niet zo benadrukt. De openingszinnen van Harmonium laat Ester ook de vrije loop nemen:
vingeroefening bij opkomend tij
nietsvermoedend, onwetend, vol overgave
zingt in klankgerochel van de zuigwind
het harmonium een loflied op de solipsisteen lyrisch dwalen in voortalige
eentonigheid
Prachtige openingsregels van dit gedicht. Harmonium is inderdaad een vingeroefening en het gedicht ontwikkelt zich als opkomend tij.
De samenhang tussen de gedichten, tussen de negentien secties waarin de bundel verdeeld is en de twee gedeelten is duidelijk aan te wijzen. Het uit zich in een consistente thematiek (geluid, leven, natuur) en een voortdurend gebruik van motieven (kunstenaars, geluiden en de zee). Ook herhaling van woorden draagt bij aan de coherentie. De opdrukken van de containers in Tussentijd [1] worden bijvoorbeeld ook herhaald in Retor in chemie. Een ander voorbeeld: het woord ‘steen’ komt continu terug in Bijgeluiden XIV, het veertiende deel van de bundel.
De continuïteit binnen Bijgeluiden zorgt er niet voor dat de bundel gemakkelijk te lezen is. Vanwege Esters bespiegelingen op de realiteit en zijn gebruik van grote namen binnen de muziek en literatuur wordt de belezenheid van de lezer danig op de proef gesteld. Esters gedichten zijn absoluut geen tussendoortjes: hij zorgt er continu voor dat er opgelet moet worden.
Het is echter wel zo dat de aandacht snel kan verslappen, omdat de gedichten vanwege de continuïteit op elkaar lijken. Daardoor worden ze minder spannend. Verwacht bij Ester geen opwinding over bepaalde onderwerpen. Hij blijft even kalm en beheerst in het noteren van zijn beschouwingen. Zijn stroom gedachten in het tweede deel zijn tevens niet extreem lyrisch te noemen, hier blijft hij ook nuchter noteren wat hij denkt.
Gewaagd is Bijgeluiden niet te noemen vanwege het ontbreken van spannende procedés. Daar zit de kracht van deze debuutbundel ook helemaal niet in: het zit hem in de secure overpeinzingen van een dichter die hij degelijk noteert en aanvult met geluiden. Hij verwoordt het zelf treffend in Kiezelwieren zweven: ‘- geen lyrisch of pijnlijk dichterlijk zwijgen -’ Het zit hem daarnaast in de knappe coherentie tussen elk gedicht, elke sectie en elk van de twee gedeelten. De scharnierverhouding tussen die laatste twee is wonderlijk, omdat ze elkaars tegenpolen zijn.
Dat maakt Bijgeluiden tot een goede debuutbundel die tot in de puntjes is uitgewerkt. Ester is met dit boek genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs 2013 en die nominatie heeft hij ruimschoots verdiend.
Bijgeluiden
Auteur: Henk Ester
Verschenen bij: Uitgeverij De Arbeiderspers
Aantal pagina’s: 108
Prijs: € 19,95