Er zijn nogal wat genres binnen het boekenbedrijf waar een stigma op rust. Met name sportboeken en thrillers worden vakkundig uit de canon geweerd. Om nog maar te zwijgen van het genre dat doet denken aan Avatar, Disney Plus en The Hobbit: fantasy. Twee redenen hiervoor: het zou te gemakkelijk vermaak en totaal ongeloofwaardig zijn. Met Echt gebeurd is geen excuus, een fantasyboek avant la lettre, logenstraft Heinrich von Kleist deze kritiek. In 43 fragmenten bewijst de Frankfurter namelijk dat verhalen niet per se geloofwaardig hoeven te zijn, om te blijven hangen en imponeren. Sterker nog: hoe vreemder de gebeurtenis, hoe liever mensen haar geloven.
Echt gebeurd is geen excuus is een compilatie van verhalen, die Heinrich von Kleist tussen oktober 1810 en maart 1811 schrijft voor de Berliner Abendblätter. Aangezien Berlijn reeds gedomineerd wordt door zes andere periodieken, bouwt Von Kleist op ongebruikelijke manier een trouwe klantenkring op: via absurdisme. Zijn avondblad wordt ongekend populair en zou dat in deze tijd ook zijn. Hoe idioter de verwikkelingen waarover Von Kleist vertelt, hoe realistischer hij ze weergeeft met eenvoudige, maar effectieve stijlgrepen. Daarnaast doet Von Kleists zwarte humor denken aan de 19de-eeuwse romantici. Omdat Von Kleist zo smakelijk fabuleert, wil de lezer graag geloven dat alles wat hij schrijft, waar is. Daarom is Echt gebeurd is geen excuus een prachtige titel. Niet waarschijnlijkheid bepaalt de mate van waardering, maar onze ontvankelijkheid.
Dit verzín je toch niet?
Een soldaat overleeft een pistoolschot door zijn hart. Een bomexplosie knalt een Antwerpenaar blessurevrij van de ene naar de andere Schelde-oever. Groenlanders vissen een waterman, die lijkt op een nimf, op uit zee. Een 500-jarige geest laat zijn botten opgraven door een Tsjechische dorpsgek. Slechts in literaire vorm overtuigen deze verzinsels. Von Kleist past veelvuldig de raamvertelling toe, het verhaal uit de tweede hand, nu eens verteld door een praatzieke officier, dan weer een herbergier. Bovendien bouwen zijn vertellers disclaimers in, opdat zij niet op hun leugenachtigheid gepakt worden: ‘”Drie verhalen zijn zodanig van aard dat ik zelf weliswaar geloof aan ze hecht maar evengoed het gevaar loop voor een windbuil gehouden te worden als ik ze zou vertellen.”’ Het publiek reageert dolenthousiast: ‘”U hebt gelijk! Een verhaal als dit geloof je inderdaad niet! (…) Zonderling!”‘, waarna een nóg absurder verhaal met nóg meer gretigheid wordt verslonden.
Het christelijke motto ‘Credo quia absurdum’ van kerkvader Tertullianus had het motto van de bundel kunnen zijn. Het betekent ‘Ik geloof, omdat het absurd is.’ Oftewel: zulke onwaarschijnlijkheden kúnnen niet verzonnen zijn, dus ze moeten wel kloppen. Von Kleist doet er alles aan om zijn teksten een zweem van objectiviteit te verlenen. Voor hem is het een spel. Hij smijt met jaartallen en veelzeggende details, verwijzend naar krantenberichten en historische naslagwerken: ‘In de Wiener Zeitung van 30 juli 1803 wordt gemeld dat de visserijpachters van het Koningsmeer in Hongarije een soort, naar hun zeggen, naakt viervoetig schepsel hebben waargenomen. (…) Hiertoe behoort de zogenaamde Napolitaanse Nicola Pesce, van wie men een authentieke beschrijving kan vinden in Gehlers Physikalisches Lexicon.’ Maar Von Kleist kan meer dan spelen met fake news.
Ik sta daarnet op de tramhalte…
Zelfs zonder expliciet aangehaalde vertellers lijken Von Kleists verhalen levensecht. Geruisloos tilt hij het verleden naar het heden met een truc, zo oud als de weg naar Rome: het praesens historicum. Beginnend in de verleden tijd, schakelt hij onmerkbaar over op de tegenwoordige tijd, zoals bij de Tsjechische idioot die de botten van een fantoom opgraaft: ‘De geest, alleen zichtbaar voor Joseph, ging stilletjes voor hen uit. De tocht bracht hen dwars door het veld bij een heide die aan een veldweg lag. Daar staat Joseph stil en zegt tegen zijn moeder: ‘‘Hier moeder, hier moeten we graven.’’’ Over een Noord-Franse tragedie uit St. Omer anno 1803 schrijft hij: ‘Aldaar viel een grote dolle hond (…) twee onder een poort spelende kinderen aan. Hij verscheurt net het jongste kind (…) als hun moeder verschijnt. (…) Ze wurgt hem en valt door vreselijke beten verscheurd bewusteloos naast hem neer.’
Von Kleist wekt continu de suggestie dat we met bloedserieuze documenten te maken hebben. Zo faket hij een anonieme ingezonden brief aan zijn eigen Berliner Abendblätter. De brief stelt als alternatief voor de elektrische telegraaf bommenpost voor die ‘holle, met (…) brieven en pakketten gevulde kogels wegschiet, die men zonder al te veel moeite met de ogen kan volgen en waar ze neerkomen, mits het geen moerasgrond is, weer kan terugvinden.’ Namens De Redactie reageert Von Kleist op het door hemzelf geschrevene: ‘De inzender van bovenstaande geestige brief geven wij hiermee te kennen dat wij ons met zijn (…) moraliserende en publicitaire eldorado niet kunnen bezighouden. Persiflage en ironie zullen in ons streven om het heil van het mensengeslacht te bevorderen (…) niet van de wijs brengen.’ Eén persiflage van de Pruis spant echter de kroon…
Werther’s original
Die Leiden des jungen Werthers van Goethe belichaamt de Romantiek als geen ander: een gevoelige jongeman correspondeert met de tere Lotte. Hun noodlottige liefde leidt tot zelfmoord. Van deze doodernstige Sturm-und-Drang-pathos maakt Von Kleist een lolletje.
Zijn korte verhaal De nieuwe (gelukkigere) Werther gaat over Charles C… die hopeloos verliefd is op de vrouw van zijn patroon, koopman D… – de beletseltekens suggereren wederom een schijn van feitelijkheid, evenals de plaatsaanduiding ‘L…e’. Wanneer D met zijn vrouw op reis gaat, ziet Charles zijn kans schoon en gaat hij in het bed van zijn geliefde liggen. Dan schrijft Von Kleist: ‘’s Nachts komt om de een of andere reden die hier niet vermeld hoeft te worden het echtpaar onverwachts thuis en (…) treffen ze de jonge C… aan.’ Humoristisch is hier met name hoe de schrijver weigert de thuiskomst van het echtpaar te verklaren. Soms gebeurt iets gewoon even, want dat is leuker voor het verhaal. Net als de apotheose overigens.
In zijn schaamte te zijn ontdekt in de echtelijke sponde, schiet Charles zichzelf door de borst met een revolver. Dit veroorzaakt zo’n harde knal, dat koopman D van de schrik sterft aan een hartaanval. Voor een degelijk uitgevoerde suïcide blijkt Charles te ‘klunzig’; hij houdt aan zijn zelfmoordpoging een klaplong over. Hij trouwt met de kersverse weduwe ‘en beiden waren in 1801 nog in leven, toen hun gezin, zoals een kennis vertelt, al uit vijftien kinderen bestond.’
Echt gebeurd is geen excuus is als de uitkomst van deze Werther-bewerking. Te mooi om niet waar te zijn. Te goed om te laten liggen. Eine grossartige (K)Leistung!