‘Ik blijf qua lezen ongelezen’
Hans Groenewegen was poëziecriticus, essayist, redacteur, en samensteller van boeken over dichters. En hij was dichter. Dit jaar overleed hij op 55-jarige leeftijd. Postuum verscheen blijven en verreizen, een bundel gedichten en teksten die 17 oktober 2011 tot 24 augustus 2012 bestrijkt.
Blijven en verreizen is niet makkelijk; maar niet omdat de teksten complex, hermetisch of hoogdravend zijn. Niet het duiden, maar het lezen veroorzaakt ongemak. Geen poëzie voor in de leunstoel, maar abrupt afgebroken aanzetten, steeds weer andere vormen, stemmen en beelden. Meestal geen titel, maar enkel een aanduiding van datum, tijd en plaats of traject. De ‘ik’ zit bijna dagelijks in de trein, hij richt de blik, naar buiten (de natuur), op de medemens /medereiziger, of naar binnen. Soms vertelt hij over zijn kinderen, soms praat hij opschrift tegen een vrouw die op een ander continent ook on line onbereikbaar is (in de reeks ’tegenwerelden’). En soms noteert Groenewegen een knarsetandende bezinning op het voortschrijdende sterven.
Mijn sterven onvoltooibaar
Lezen in blijven en verreizen gaat bij voorbeeld als volgt. Onder ’13/2/ – 16:28 utrecht – rijswijk’ staat:
hier had ik drie gehalveerde dialogen in de coupé weergegeven.
iets van die helften intrigeerden me bij hun interactie in mij
tijdens de reis. bij het herlezen hoorde ik niets dan schrappen.
Een geschrapte en overschreven tekst, een palimpsest. Een verslag in dichtvorm van een mislukte poging de alledaagse onbenulligheid zin te verlenen door er een gedicht van te maken. Daarop volgt een strofisch, metrisch en rijmend gedicht (14/2 /23:55) – een soort surrealistisch kinderrijm:
de hemel heeft zijn kat gevild
en spant het vel over de daken –
de hemel had een kind gewild […]
De dag daarop: een mix van ambtelijke taal, sociale satire en natuurbeelden, opnieuw vanuit de trein:
in de marge alleen maar verbeteringsvoorstellen
de zon hijst zich uit de sloot en grijpt zijn rode badhanddoek
complimenten voor zijn afgetrainde lichaamskenmerken
we zeilen over het ijzer tussen de sneeuwoevers door […]
Daags daarna is persoonlijker, met de indrukwekkende strofe
gaf het niet op, raaf
op mijn schouders, vos
aan mijn voet, verwachten
mijn sterven onvoltooibaar
Op 17/02 ’11:08 rijswijk – amsterdam cs – den haag cs’ worden Facebook- en Twitter-literaten in een sarcastische donderpreek onder vuur genomen, inclusief 19de-eeuwse retoriek:
maakt gij literatuur over wat ons allen beweegt.
poëzie ligt op straat, zeg maar, gonst door de trein. […]
gij moet het schrijvende echt zeggen, wat ik to the point vind
is dan door u heel treffend voor allen getroffen. alvast dank
En zo gaat dat een dikke honderd bladzijden voort, in een bonte variatie van genre, stijl en toon. Met soms een woordspelige oneliner als ‘de droeve muis balkeneindigde zich voor de deur van het catshuis.’ Of nogal schampere kritiek op de alledaagse medemens en zijn futiliteiten, en gemeesmuil op een samenleving die zichzelf uitlevert aan markt en commercie. In de afdeling cultuurkritiek valt onder meer te signaleren een uitval naar Gerrit Komrij en de luie lamlendigheid van zijn bloemlezing De 21e eeuw in 185 gedichten. Ook zij die zeggen ‘het is nu 5 jaar geleden dat mijn vriendtheovangogh werd vermoord’ krijgen een veeg uit de pan. Ze zijn als ‘veteranen in Wageningen’ (gevolgd door iets met een afgesneden oor en op elkaar genaaide lippen).
Vaak wordt de natuur waargenomen, als door een treinraam, en blijft het daarbij. Of wordt de geliefde bezongen in nuchter maar poëtische taal. Zie 2/2 – 19:30:
met jou woon ik waar ik zonder jou
nooit woonde, ik durfde zonder je
nergens thuis te blijven.
Het is in dergelijke gedichten en teksten dat het onherhaalbare, het onvermijdelijke en het vergeefse en vergankelijke een klemmende verklanking vinden.
Wisselstoring, herstel, marktwerking
Enerzijds wekt de bundel de indruk van ‘nog een keer alles uit de kast’ als om te bewijzen wat poëzie en literatuur (en de schrijver) vermogen in het licht van de eeuwigheid, maar anderzijds zijn de teksten vaak doortrokken van verbittering over het onherroepelijke falen daarvan. Dat maakt het lezen van blijven en verreizen lastig. Je wilt geraakt worden, stelt je open voor wat komen gaat, maar voelt je door de auteur op afstand gehouden, eerder overdonderd door zijn beheersing van een breed scala van vormen en stijlen, dan geraakt door ’treffend getroffen’ verwoordingen. Wat variatie lijkt, kan ook stijlbreuk worden. Poëtische teksten laten zich lastig rijmen met bij voorbeeld een ‘letterlijke’ transcriptie van een aflevering van het KRO-therapieprogramma ‘De Rode Kamer’ (20/2 – 20:15) – hoe amusant vernietigend dat ook uitpakt: wat op tv nog kan doorgaan voor integere pogingen om over gevoelens te praten, wordt door het loutere optekenen ontmaskerd als afgesleten pathetische emotiepraat. De tekst, die zich uitstrekt over 6 bladzijden die van kantlijn tot kantlijn zijn volgeplempt met hoofdletterloze zinnen, onthult ook iets over de bundel als geheel: over het fundamenteel tekort schieten van taal en betekenis om te vatten wat ‘men’ voelt en denkt bij wat er gebeurt, en om de vinger te leggen op wat het leven waardevol maakt en wat het bewustzijn van sterfelijkheid daaraan toevoegt. Zo bezien is de rode-kamer-tekst een bouwsteen in een monument van machteloosheid.
Ook het banaal alledaagse krijgt ruim baan in blijven en verreizen: een verrotte laminaatvloer, kinderen die wel of niet komen, treinen die wel of niet aankomen, en de komst van de lente: ‘de vlier, vriend, langs het zandpad loopt uit, fluitenkruid wordt wakker’… Uiteindelijk lijkt alles in deze toch zo vitale en springerige bundel te verwijzen naar de dood. De kleiner wordende wereld, de machteloze woede – en het afnemen daarvan, de steeds berustender klinkende dichtregels, steeds meer woorden die lijken te verwijzen naar de onontkoombare dood, te beginnen met de titel: blijven en verreizen roept onvermijdelijk vergaan en verrijzen op; opstandigheid, voor wie een stapje verder denkt. En wie dat te ver vindt gaan kan het houden op een verwijzing naar de vele treinreizen en vertragingen die worden gemeld. Zoals bij voorbeeld in ’15:00 bergen / 16:15 alkmaar – rijswijk / 17:00 beverwijk’:
wegens een wisselstoring, herstel, marktwerking
is er geen treinverkeer mogelijk tussen
reizigers in de richting van wordt aangeraden
wie telt het op, de marktpartijen hebben geen tijd
Tot een afscheid komen
De sterk versnipperde bundel krijgt samenhang in een paar teksten waar de dichter zich lijkt te bezinnen op waar hij mee bezig is. Beter gezegd: waar het gedicht faalt, en de dichter het herneemt om duidelijk te maken wat hem beweegt. Zoals in ‘6-4- / amsterdam zuid / rijswijk 15:42′ (p.60), waarin iets doorschemert van wat hij nastreeft en waarom dat niet (meer) kan. Na een vergeefse poging om de eeuwig veranderende wolken te beschrijven neemt hij een overstap in Leiden en realiseert zich:
wilde wat onder woorden brengen
van zo’n onbekende afscheidsroute
waarvoor ik normaal gekomen
met alleen wat ander denken
in het normale hoofd op het normaal
functionerende lijf, alleen
een licht verschoven woordenweefsel
om daar afscheid te nemen
en tegelijk zolang mogelijk te blijven
achter het onontkoombaar verdwijnen […].’
Groenewegen is geen mooischrijver, ondanks het arsenaal aan poëtische technieken en strategieën dat hij tot zijn beschikking heeft. Zijn poëzie is meer van het hoofd dan van het hart – en ook zwaar op de hand, af en toe. Soms wil dat compenseren, zo lijkt het, met woordspel en zelfspot. Zo in gedicht 2/7/ – 22:00, met warempel een titel: ‘joubert’.
hier is het fijn
stof – vergeef mijn kort
van stofheid, humor
mijn sterkste zijde
niet meer […]
de woorden zelf
bevatten nauwelijks nog lucht
deze verhaalstof stikstof
Achter in de bundel is een CD-ROM bijgevoegd die nóg een bundel bevat. Comments die 36 dichters op verzoek van Groenewegen schreven bij de laatste teksten die hij schreef (vanaf 3/8, en inclusief een tekst uit maart 2013 die niet in de papieren bundel staat). Commentaren, maar ook pogingen om iets met het einde van dit oeuvre te beginnen; om het voort te zetten met andere middelen. Zo stroomt Groenewegens poëzie over in die van anderen om ‘zolang mogelijk te blijven / achter het onontkoombaar verdwijnen’. Of, zoals hij zegt in ‘struikeling’ (10/8/ – 22:53): ‘wat ik nieuw wilde schrijven vervloeit met opnieuw schrijven van wat al geschreven is.’
blijven en verreizen
Gedichten 17/10 t/m 24/8
Auteur: Hans Groenewegen
Verschenen bij: Uitgeverij Wereldbibliotheek
Aantal pagina’s: 110
Prijs: 19,90