Hannah van Binsbergen heeft haar tweede bundel de titel Kokanje meegegeven. Het land van Kokanje is een andere benaming voor Luilekkerland, het land van melk en honing waar de gebraden ganzen je in de mond vliegen en de pannenkoeken aan de bomen groeien. Het woord ‘kokanje’ gaat terug op het Oudfrans en betekent zoiets als ‘land van de honingkoeken’. De bundel Kokanje vertelt van het verlangen om in dat land te komen, maar de dichter geeft meteen al aan dat het heel onwaarschijnlijk is dat dat zal gebeuren. Niet voor niets moet je, om in Luilekkerland te komen, je een weg eten door de rijstebrijberg. Van Binsbergen heeft voor de lezer haar eigen rijstebrijberg opgeworpen door middel van haar taalgebruik, dat nu eens archaïsch aandoet, dan weer raadselachtig of gekenmerkt wordt door een vreemde zinsbouw. Het levert zelfs af en toe totaal onbegrijpelijke gedichten op.
Vermeend paradijs
Zo staan erin de afdeling zeven tekenen een zevental korte gedichten waar geen touw aan vast te knopen is: ‘vloed van zijn / troont hoog / lapt een / oorspronkelijk feest’ is er een van. Hoewel ze niet eenduidig te verklaren zijn, tekenen ze wel de sfeer van een sprookjesachtige vertelling, met spreuken en geprevelde bezweringen, die niet bedoeld zijn om te begrijpen. Ze laten zich lezen als kinderrijmpjes waarin het plezier om de klank en het ritme, het spelen met woorden, belangrijker zijn dan de betekenis.
Onvrede met de huidige maatschappij en de eisen die daarin gesteld worden aan de bewoners is de reden om het vermeende paradijs te zoeken,
‘Dolen
De rotgang der geschiedenis begon
met bouw. Arm land, wat dacht je
dat ze murw en nietig in het bivak zouden blijven
elke dood een schok en honger dagelijks
soms dodelijk? Breek af dit doolhof
zeiden zij en maak een kavel
zo begon ons dolen. helderte verscheen.
De kleinste streep schoot naar de verte
een zang vloog dertig eeuwen later uit het stof
om ons de oren af te zagen, hier en nu
waar wij allang een lering trokken.
Ons alfabet, ons plaagtuig. Een borgpen voor
een schommelend visioen zolang de pot nog papt
maar het drijft, ons narrenschip
drijft het dan niet? Vallend lopen recht
de armen in van de vermoeidheid, ja we
hapten stof, ja eigen domme schuld, en alles
wat te vuur staat brandt. Laat los de boze
honden langs de lijnen van de tekst
terug tot de afkomst, waar de vrede ook niet woont
en laten – vrienden – laten we een nieuwe bouw beginnen
Zoektocht vol voetangels en klemmen
Maar de zoektocht naar een beter leven zit vol voetangels en klemmen, het werk en de plichten lopen elke dag weer in aantal op: ‘de weg erheen bespoot door taken.’ Ook God, die in de bundel wordt aangeroepen om hulp te verlenen, kan daar weinig aan doen: ‘laat mijn oren zich sluiten voor hun kleinigheden’, vraagt de ik-persoon aan God en ‘en als ik mijn hoofd neerleg tussen het groen / laat het geschreeuw van de halmen mijn dromen niet storen / maar laat uw dienaar een tijdje met rust.’
Kokanje blijkt door iedereen anders ingevuld te worden, het paradijs is niet voor iedereen hetzelfde. Voor de dichter is het ‘het recht op luiheid in het wild’, waarin de zinnen gevierd worden en de vergetelheid van het genot gezocht wordt, in tegenstelling tot de eisen van de consumptiemaatschappij, want ‘De dwazen in het bos ontmoet / leven beter op de gunst dan duizend slimmeriken van de handel.’ Maar al gauw blijkt dat Luilekkerland aan dezelfde fouten ten onder zal gaan die al eerder gemaakt werden.
De eerste afdeling is getiteld ‘De waarheid in Luilekkerland’ en dat is ook de titel van de laatste afdeling. Berustte de eerste waarheid nog op aannames die als feiten gepresenteerd werden, in de laatste afdeling wordt al gauw duidelijk dat ook Luilekkerland niet alle wensen kan vervullen. Een van de gedichten heet ‘Otium’, een begrip uit de Romeinse letterkunde uit de 1e eeuw voor Christus: de dichter streefde naar vrijheid van elke sociale of politieke verplichting. In Luilekkerland zou je kunnen doen en laten wat je zelf wilde, maar de dichter spreekt al over ‘verbanning’. Want ook een ‘mooi huis met lekker eten en genoeg te lezen / over de heuvels, in het bos’ moet betaald worden. ‘Een mens moet eten, dat weet iedereen / maar dat te weten bakt de koek nog niet’.
Alles heeft een prijs
Luilekkerland is een teleurstelling. Het niets doen wordt een verplichting en lijkt daarin weer precies op het leven dat de zwervers hebben achtergelaten: ‘hef bokalen doe het gauw want achter me wordt weer gegeten / de dans gaat door – ik moet me excuseren.’ De gedichten in Kokanje gaan niet alleen over het streven naar een wereld waarin je kunt doen en laten wat je wilt: Van Binsbergen laat met haar bonte beelden en inventief taalgebruik zien dat ook de taal een Luilekkerland kan zijn waarin vrijheid van lezen en van schrijven voor iedereen onder handbereik ligt. De rijstebrijberg waar de lezer doorheen moet, bestaat uit de soms onbegrijpelijke zinnen en vreemde woorden die de dichter heeft bedacht. Ook last ze regelmatig een zinsdeel uit een andere taal in. Poëzie moet niet altijd eenvoudig zijn, er mag moeite voor gedaan worden. In het lange gedicht Puces savantes staan de volgende strofen:
‘Een ware zanger van de massa
zingt zijn liedjes aan de kassa.
De eter blieft zijn rapen gaar
de stem van ’t volk is koen en klaar.
Volgt onbegrip toch onverhoopt
dan wordt de zanger opgeknoopt.
Wachten op de afloop
Zo’n vaart zal het wel niet lopen met de dichter van Kokanje. Toch laat de bundel de lezer achter met het gevoel dat de reis naar Kokanje nog niet beëindigd is: het begin is duidelijk, maar het einde is vaag en onbevredigend onaf. Als lezer zit je als het ware te wachten op iemand die komt vertellen dat het afgelopen is, zoals vroeger wel in het theater na een voorstelling gebeurde als het publiek zat te wachten of er nog iets kwam. Een knallende afsluiting als overtuigende afronding van de bundel was op zijn plaats geweest; nu is het slotgedicht slechts een voortzetting van de voorgaande gedichten.
Maar wie zich door de dichter laat meenemen naar Kokanje komt onderweg voldoende moois tegen. Zo blijkt maar weer dat de reis belangrijker is dan het eindpunt.