Vakantieverveling aan de Costa Brava leidde in 2005 tot de conceptie van Aurora schrijft, de nieuwe roman van H.M. van den Brink. Toen hij uit arren moede het schrijvershuis van Catalonië’s beroemdste schrijver Josep Pla (1897-1981) bezocht, wekte dit bij Van den Brink zoveel belangstelling dat hij het als vakantieproject adopteerde. Vijftien jaar later, na uitvoerig onderzoek, besloot Van den Brink zijn principes om niet over schrijvers en evenmin autobiografisch of biografisch te schrijven te ‘nuanceren’ en schreef hij een biografische roman waarin Pla’s verhouding met zijn grote liefde Aurora centraal staat.
Josep Pla was in de eerste plaats journalist. Vanaf 1919 is hij actief als correspondent en later als parlementair journalist. Tijdens de Spaanse burgeroorlog vlucht hij naar Marseille waar hij als spion actief is voor Franco. Wanneer hij is teruggekeerd, schrijft hij een aantal boeken over zijn geboortestreek waardoor hij bekend staat als de chroniqueur van Catalonië. Vanaf de jaren vijftig schrijft hij reisreportages waarvoor hij zich bij voorkeur per olietanker verplaatst. In 1966, wordt zijn bekendste boek, Het grijze schrift, als eerste deel van het verzameld werk gepubliceerd- een soort dagboek waarin Pla’s herinneringen aan de periode 1918-1919 zijn beschreven. 1966 is ook het jaar waarin Aurora schrijft een aanvang neemt.
Onzekerheid over Aurora
Pla’s liefdesleven was in nevelen gehuld. Uit ongepubliceerde notities bleek dat Pla ooit met een zekere Aurora samenwoonde. De herinneringen die Pla aan deze relatie ophaalt – tijdens een reis per olietanker – staan centraal in deze roman waarin de gebeurtenissen op een heerlijk terloopse manier worden opgediend. De lezer verkeert vaak in lichte verwarring waar het verhaal naartoe gaat. Alsof je zelf ook een reis maakt en in prettige onzekerheid verkeert over wat de toekomst brengen zal.
Onzekerheid is een belangrijk thema in het boek. Onzekerheid over Aurora (Er is weinig over haar bekend en het personage Pla heeft weinig zicht op Aurora’s wensen en drijfveren) en onzekerheid over het verleden: stemt de herinnering overeen met de werkelijkheid? Als schrijver maakte Pla zich daarover weinig illusies. In zijn grijze schrift doet hij de werkelijkheid bewust geweld aan: onze herinneringen creëren de werkelijkheid. Zonder dit allemaal uit te leggen refereert Van den Brink hieraan wanneer hij op de eerste pagina schrijft: ‘Het is, laten we zeggen, 21 januari 1966.’
Dit wordt verder uitgewerkt wanneer blijkt dat Pla het laatste deel van Prousts Verloren tijd mee heeft genomen. Pla verwijt Proust zich te verschuilen achter de fictieve plaatsnaam Combray: ‘alsof je een alibi nodig hebt om de werkelijkheid zo te beschrijven als het je uitkomt’. Deze mopperkonterige weerspannigheid typeert hem als personage. Op zijn website noemt Van den Brink de schrijver Josep Pla een vreemd dubbelzinnig karakter waarvoor hij niet veel sympathie kan opbrengen. Hij vindt hem interessant, maar niet als schrijver.
Een sikkeneurige misantroop
Deze distantie heeft een prachtig personage opgeleverd: Pla is neergezet als een sikkeneurige misantroop: eigengereid, geestig, egoïstisch, seksistisch, wispelturig, verre van politiek correct dus, zonder dat hij een karikatuur wordt. Terloops verweeft Van den Brink biografische feiten met interpretatie en fictie.
Bovendien maakt Van den Brink tussen de regels zijn verhouding tot Pla subtiel duidelijk. Dit geestige, lichtvoetige spel met fictie en werkelijkheid manifesteert zich vooral aan het begin van het boek. Pla maakt regelmatig treffende en creatieve vergelijkingen, om er vervolgens aan toe te voegen dat alleen salonschrijvers dit zouden opschrijven. ‘Ze smeren er hun teksten vol mee als een hoer de groeven in haar facie, ze plamuren de werkelijkheid dicht met bloemrijke taal in plaats van gewoon de wereld te beschrijven zoals hij is.’
Wie was Aurora?
Dit getuigt van (zelf)spot van de schrijver, hij wordt als het ware beledigd door Pla die zijn beeldspraak belachelijk maakt. Tegelijkertijd benadrukt Pla’s decreet de wereld te beschrijven zoals hij is al zijn onbetrouwbaarheid, hij geeft de werkelijkheid weer zoals hij zich die wenst te herinneren. Wel pretendeert hij waarheidsgetrouw te zijn. Het benadrukt hoe Van den Brink zich als schrijver distantieert van de schrijver Pla. De journalistieke en autobiografische pretentie van Pla’s werk verschilt sterk Van den Brinks poëtica als romanschrijver die niet over zichzelf en niet over schrijverschap wil schrijven, maar over ‘echte mensen’ met ‘echte beroepen’. Het kenmerkt de relatie tussen Van den Brink en zijn hoofdpersoon.
In het tweede deel van de roman krijgt Aurora ook een stem. De vorm waarin dit gebeurt is opmerkelijk. Haar versie van het verhaal wordt in ik-perspectief opgevoerd, steeds afgewisseld door een hoofdstuk waarin Pla zijn licht op de gebeurtenissen laat schijnen in een personaal perspectief. Deze ongerijmdheid laat zich moeilijk verklaren. De hypothese dat het hele verhaal door Aurora zou zijn opgediend is niet houdbaar. Wanneer Pla het over Aurora heeft, spreekt hij van ‘Aurora’, ‘zij’ en ‘haar’. Als Aurora het hele verhaal had verteld, zou het ‘ik’ en ‘mij’ moeten zijn.
Ook inhoudelijk is Van den Brinks keuze niet goed te begrijpen. Misschien wil hij een spreekbuis zijn voor de stemloze Aurora als tegenwicht voor datgene wat de foute Pla over haar schrijft in zijn aantekeningen, en voor de geruchten die over haar de ronde doen. Maar als Van den Brink Aurora wil rehabiliteren, waarom heeft hij dan niet het hele boek vanuit haar beschreven? Op zijn website is te lezen dat Van den Brink de vraag wie zij nu eigenlijk was, belangrijk vindt. Maar geeft de roman daar uitsluitsel over? In deze roman is het in ieder geval Pla die het beste in Van den Brink naar boven haalt en niet Aurora.
Aurora schrijft is geboren tijdens een reis, gaat over een reis, en voelt als een reis. Een reis naar een andere tijd, een andere cultuur en een ander persoon. Een heerlijk vakantieboek dus, zeker als je thuisblijft.