Guido van Hengel is gespecialiseerd in de geschiedenis van het voormalige Joegoslavië. Zijn boek De dagen van Gavrilo Princip uit 2014 is met veel lof onthaald. In zijn nieuwe boek Roedel kijkt hij opnieuw naar de geschiedenis van het voormalige Joegoslavië, maar nu vanuit het perspectief van een hond, dus vanaf knie- of heuphoogte. Honden leven weliswaar niet, zoals mensen, volgens een plan of met een doel, maar, net als de hond, is de mens ook een dier, dat snuffelt en ruikt of er gevaar dreigt en luistert naar geluiden in zijn omgeving, dat gedreven wordt door territorium- en roedeldrift. Van Hengel laat zich daarbij inspireren door het werk van Elias Canetti, Orhan Pamuk en de Japanse fotograaf Daïdo Moriyama.
Tijdens zijn verblijf in Sarajevo in 2013 woedde er in de media een verhitte discussie over de vraag: moeten de straathonden in de stad wel of niet massaal worden afgemaakt? Wat zal de Europese Unie daar wel niet van denken en laat de Bosnische wet dat eigenlijk wel toe? Het wemelde in de stad van de straathonden. Er ging veel dreiging van uit. Vooral ’s nachts struinden enorme roedels door de straten. Zij zijn symbolisch voor de ontwrichting van de samenleving. Deze discussie inspireerde Guido van Hengel tot het schrijven van zijn boek. Toetreden tot de Europese Unie betekent aanhaken bij de beschaving en opruimen van de troep uit het verleden. Daar had men in die tijd, na de verwoestende oorlog, dringend behoefte aan.
De geschiedenis wijst echter uit, aldus Van Hengel, dat na het massaal opruimen van dieren, het massaal opruimen van mensen nooit lang achterblijft. Hierbij wijst hij op het ‘opruimen’ van 60.000 straathonden in 1910 in Istanbul door de Jong-Turken, die, gedreven door het beschavingsideaal van de Verlichting, de macht in het land hadden overgenomen van de feodale sultans. Kort daarna volgde het ‘opruimen’ van de Armeniërs. Alle dieren, dus ook mensen, voorvoelen het gevaar en reageren daarop. Juist omdat honden geen plan of doel hebben, voorvoelen zij het gevaar eerder, zijn zij extra sensitief. Deze geschiedenis tracht Van Hengel in zijn boek te vangen.
Dan huilen de wolven
De wolf geldt als stamvader van de hond. In zijn schets van de geschiedenis van Joegoslavië tot de val van Srebrenica verwijst Van Hengel naar het gehuil van de Drina Wolven van de Servische kapitein Legenda, een vertrouweling van Ratko Mladic, die in 1995 zijn manschappen het bevel gaf luidkeels te huilen alvorens een Bosnisch dorp te overmeesteren: geheel volgens Canetti een metamorfose van mensen naar dieren, van soldaten naar wolven. Het refereert aan nationalistische Servische mythen waarin wolven een vooraanstaande rol spelen.
Van Hengel behandelt uitvoerig de lotgevallen van Milovan Djilas, partizanenkameraad van Tito die uiteindelijk bij hem in ongenade viel. Hij beschrijft de verwording van het regime van Tito aan de hand van zijn honden; eerst Duitse herders in en na de oorlog tot de jaren 50 en 60, daarna jachthonden tijdens de zuiveringen (o.a. van Djilas) in eigen gelederen en tenslotte dwergpoedels ten tijde van de zelfverheerlijking. Mensen vereenzelvigen zich met honden en fokken ze naar hun beeld en gelijkenis. Fokprogramma’s komen op in dezelfde tijd als het sociaal-darwinisme en de eugenetica. Zo ook in Servië, waar men trachtte het ‘uitgestorven’ edele ras van de ‘Servische mastiff’ te reconstrueren. Dit hield gelijke tred met het oplaaiende nationalisme in het voormalige Joegoslavië.
Dan blaffen de honden
In zijn zoektocht volgt Van Hengel het spoor van de zwerfhonden. Hij gebruikt daarbij de uitspraak van Nietzsche als leidraad: ‘Ik heb mijn pijn een naam gegeven en noem hem “Hond”…’. Dit brengt hem in contact met maatschappelijk onthechte mensen als Dalida en Jelena, slachtoffers van een maatschappelijke orde waarin de overheid afwezig is en de dienst wordt uitgemaakt door bullebakken die gewend zijn met grof geweld hun wil op te leggen. Dalida en Jelena vereenzelvigen zich met het lot van de vele zwerfhonden en nemen het voor hen op. Dit levert prachtige portretjes op van ontwortelde, maar strijdbare mensen. Van Hengel vergelijkt de aanpak van de hondenoverlast door massale vergiftiging met de aanpak van de burgers en vluchtelingen in Srebrenica: moordpartijen buiten het zicht van de camera’s op afgelegen plekken met een onmachtige internationale gemeenschap.
Dan dwalen de mensen
Van Hengel gaat op bezoek in het mijnwerkersstadje Bor, waar de Chinezen inmiddels de boel hebben overgenomen. Het voormalige Joegoslavië is, sedert de val van het communisme in 1989, een samenleving in transitie. Wat is dat eigenlijk? Het woord transitie suggereert een overgang, een ontwikkeling ergens naartoe. Maar daarvan is, volgens Van Hengel, helemaal geen sprake. Dat ondervinden de mensen in Bor aan den lijve. De politieke en economische machthebbers hebben geen enkel belang bij verandering. Straathonden leven tussen de verliezers van de transitie, niet tussen de overwinnaars. Zij leven niet in Belgrado, maar vooral in steden in de periferie zoals Bor.
Van Hengel bezoekt een demonstratie in Belgrado, een demonstratie tegen de vergiftiging van honden zoals vanaf de zomer van 2019 regelmatig plaatsvindt. Bij de demonstratie sluiten zich de mannen aan van Levijatan, een ultranationalistische bende van ‘hondenliefhebbers’. De demonstratie krijgt een politiek karakter als iemand zegt: ‘De vergiftiging van de honden op straat is een symptoom van een uiteengevallen gemeenschap, waar mensen niet meer op elkaar letten en om elkaar geven.’
Een aangrijpend en origineel boek
Ontroerende ontmoetingen met mooie mensen worden door Guido van Hengel gekaderd in een diepzinnige beschouwing over het menselijk bedrijf in een niet al te vrolijke wereld. In het boek wordt dit, in de trant van de fotograaf Daïdo Moriyama, in beeld gebracht door portretjes van zwerfhonden in plaats van, zoals te doen gebruikelijk, portretjes van mensen.
Wij, in het Westen, hebben de conflicten op de Balkan lange tijd met een hautaine blik bekeken: een beetje achterlijk, half tribaal met ideeën over bloedwraak, geen democratische traditie geworteld in de Verlichting. Nu weten wij dat nationalisme en racisme verschijnselen zijn die ook bij ons vaak kunnen rekenen op brede steun en dat het populisme welig tiert. Daaronder ligt voor Van Hengel de vraag naar de banaliteit van het kwaad: hoe kunnen gewone mensen ontaarden in wrede monsters? Dit boek stemt tot nadenken over de toekomst.
De titel van deze bijdrage is ontleend aan de uitspraak van de Servische filmregisseur Dusan Makavejev (1932): ‘Al van jongs af aan wist ik dat de hond het beste beeld heeft op de wereld’.