Het draait in Hier zijn we, Swifts elfde roman, om drie personages: Jack, spreekstalmeester van een variété, Ronnie, illusionist, en diens assistente Evie. Om de beurt blikken zij terug op hun gezamenlijke verleden.
Het boek begint eind augustus, begin september als ze optreden in het Walpoletheater op de pier van Brighton. Het is 1959, wanneer de televisie opkomt en het variété terugloopt. Het theater zoals Swift het beschrijft, heeft z’n beste tijd gehad. Ronnie en Evie zijn een verloofd stel, Jack heeft wisselende contacten met meisjes van een jaar of achttien, maar vindt Evie ook wel erg leuk.
Herschikking van mensenlevens
Na deze introductie zwenkt de auteur terug in de tijd. Naar 1939, wanneer moeder Agnes afscheid neemt van haar achtjarige zoontje Ronnie Deane. Ze brengt hem op een veilige plaats onder op het platteland, weg van de vele heftige bombardementen waaraan Londen is blootgesteld. Haar man, Sid, zit op een boot op de oceaan. Ronnie had, zo jong als hij was, al ‘het gevoel dat nu hij weggevoerd werd (…) er ook in het algemeen een hardhandige herschikking van mensenlevens gaande was, zelfs zijn identiteit onzeker was geworden’. Een vroegwijze uitspraak voor een achtjarige, maar zulke gevoelens kennen we ook van Nederlandse onderduikkinderen in de Tweede Wereldoorlog. Hiermee snijdt Swift een centraal thema in zijn romans aan, en in deze in het bijzonder.
Ronnie komt terecht in een afgelegen huis dat Evergrene heet, bij een ouder, kinderloos echtpaar, Eric en Penelope Lawrence. ‘Hier (…) begon voor Ronnie zijn nieuwe (zijn echte?) leven’. Het is een leven waarin wordt gespeeld met werkelijkheid en schijn. Was de oorlog niet een soort bedrog? Zou mevrouw Lawrence niet wensen dat hij hun kind was? En wat voor ‘voorstellingen’ gaf meneer Lawrence wel niet?
De echtheid wordt verder vertroebeld, wanneer de Lawrences vertellen dat Ronnies vader op zee wordt vermist. Misschien sliep hij nu, tussen de vissen, denkt Ronnie, weer even kind.
Hocus pocus
Ronnie ontdekt dat meneer Lawrence een begaafd illusionist is. Haast op hetzelfde moment dat hij dit denkt, lopen er vier hagelwitte konijnen door de tuin, als waren ze uit een hoge hoed tevoorschijn gekomen. Maar dat dit zo was, weet Ronnie nog niet; hij houdt ze voor echte konijnen. De gebeurtenis luidt zijn toekomst als illusionist in.
In juni 1945 gaat de inmiddels bijna 15-jarige jongen terug naar Londen. Hij moet het leger in. Hij is weliswaar jong, maar er waren Amerikaanse soldaten die nog jonger waren. De weekenden brengt Ronnie door bij de Lawrences.
Als Eric overlijdt laat hij Ronnie zijn ‘spulletjes’ en een aardige som geld na. Daarvan kan hij een eigen variété beginnen, iemand (Evie) in dienst nemen en betalen.
In de tijd dat Ronnie afwezig is om afscheid te nemen van zijn biologische moeder, die overlijdt, gaat zijn verloofde Evie een verbintenis aan met Jack Robins. Of was het Jack Robinson, zijn eigenlijke en volgens hem te lange naam voor een variétéartiest? ‘Hij was Jack Robinson en hij was het niet. Hij was niet eens Jack Robbins.’
Wanneer Ronnie terugkomt, ziet hij aan Evie’s gezicht dat er wat is gebeurd. Hij past zijn laatste verdwijntruc toe en wordt nooit gevonden. Net zoals zijn vader.
Schijn en werkelijkheid
Het verhaal wordt in eenvoudige woorden en met kleine, terugkerende beelden (een witte zakdoek bijvoorbeeld) als een motief in een muziekstuk verteld, maar daaronder broeit het. Dit open laten van veel dingen, de mysterieuze sfeer, eenvoudige woorden en terugkerende beelden, zijn kenmerkend voor Swifts stijl. We kennen het bijvoorbeeld ook uit diens vorige roman, Moeders zondag (2016). Hier gaat het over een dienstmeisje, een vondeling die haar echte naam niet kent en met een niet al te vastomlijnde identiteit. Zij wordt schrijfster, zoals Ronnie illusionist. Beiden spelen met schijn en werkelijkheid, komen uit een arm milieu en maken een ontwikkeling door. Beiden worden ergens in huis genomen; Ronnie door de Lawrences, het dienstmeisje in een betrekking. Beide verhalen spelen in de moderne tijd, Moeders zondag in 1924, Hier zijn we in 1959.
In deze, door Irving Pardoen fraai vertaalde roman, zijn de soms wat sjabloonachtige metaforen uit Moeders zondag subtieler geworden. Een van de redenen om uit te zien naar Swifts twaalfde roman, in de hoop dat hij zichzelf wéér overtreft in zijn beknoptheid, en in zijn lichte en bedrieglijk eenvoudige stijl vol diepere lagen en betekenissen.