Halverwege Schuilplaats voor andere tijden van de Bulgaarse schrijver Georgi Gospodinov bekruipt de lezer een benauwend gevoel. Geleidelijk gaan de gedachten uit naar stromingen – Poetin voorop – die terug willen naar een romantisch beeld van hun land uit het verleden. Het verhaal wordt vooral benauwend omdat de roman dan een wending neemt die in al zijn absurditeit niet eens zo onvoorstelbaar is vanwege de parallelle situaties die in de recente geschiedenis zijn terug te vinden.
Gospodinov schept meteen verwarring met de ‘disclaimer’: ‘Alle echte personen in deze roman zijn verzonnen, alleen degenen die verzonnen zijn, zijn echt’. Al snel in de roman krijgt dat een uitwerking in een mystificatie als de ik-figuur naar aanleiding van een minuscuul berichtje in een daklozenkrant over een psychiater-gerontoloog die Gaustin heet, vertelt dat hij die man nu in levenden lijve wil ontmoeten; Gaustin, een man die hij ooit zelf verzonnen had: ‘Of misschien was het andersom, ik weet het niet meer’.
Van Gospodinov is in Nederland één andere roman bekend, De wetten van de melancholie uit 2015. Ook daarin treedt ene Gaustin op; hij is er de ‘enige vriend’ van de verteller en een gesjeesde student filosofie. En zoals in die roman een mysterieuze Gaustin uit de 17de eeuw passeert, zo wordt in Schuilplaats voor andere tijden ene Gaustin van Arles uit de dertiende eeuw opgevoerd.
Zwerver door de tijd
Gaustin vergezelt auteur Gospodinov (uit wiens leven we feiten herkennen in de ik-figuur) al langer. Er zijn bijvoorbeeld het korte verhaal ‘Gaustin, of de man met de vele namen’ uit een verzameling uit 2001 en de gedichtenbundel ‘Brieven aan Gaustin’ van enkele jaren later (beide niet in het Nederlands vertaald). Het genoemde verhaal is in gewijzigde vorm trouwens opgenomen als hoofdstuk 5 van het eerste deel van Schuilplaats voor andere tijden.
Gaustin is een man die zwerft door de tijden en geobsedeerd is door herinneren en vergeten.
Georgi Gospodinov werd geboren in 1968 in Bulgarije, toen dat deel uitmaakte van de Sovjet-Unie terwijl dat jaar in West-Europa studentenrevoltes plaatsvonden en Praag een hard neergeslagen Lente kende. Het is een jaar dat in Schuilplaats voor andere tijden regelmatig opduikt, net als de datum 1 september 1939, de dag dat nazi-Duitsland Polen binnenviel. Verschillende biografische gegevens van Gospodinov, zoals zijn geboortejaar, zijn in de ik-figuur terug te vinden, maar auteur en verteller vallen op veel andere punten duidelijk niet samen.
Bakeliet
De roman zet in met de ontmoeting tussen de verteller en Gaustin tijdens een literair seminar, nadat de laatste nogal luidruchtig in het restaurant een portie zure room bestelde en daardoor de aandacht trekt van de overvloedig rakijadrinkende verteller. Het leidt tot een nadere kennismaking met deze uitzonderlijke figuur waaruit de verteller te weten komt dat Gaustin bezig is met het opzetten van een kliniek waarin hij dementerende ouderen plaatst in een omgeving uit het verleden waaraan zij de duidelijkste herinneringen hebben. De kliniek wordt snel verder uitgebreid met verdiepingen die elk hun eigen tijd en herinneringen hebben. De jaren zestig-etage was bijvoorbeeld ingericht met een bakelieten platenspeler, hoezen van Beatles-lp’s, tijdschriften en kranten uit dat decennium en behang en stoffering uit die tijd. De beschrijving is af en toe wrang humoristisch. Negentigjarige Alzheimerpatiënten worden bijvoorbeeld bewust op de begane grond geplaatst: de patiënten hoeven dan immers geen trappen te lopen en bovendien kon je ‘de kelder eronder gebruiken (..) als schuilkelder, en dat maakte de beleving van dit decennium nog authentieker’. Zo is ook de verdieping voor de jaren vijftig verdeeld in een oostelijk en een westelijk deel door een houten deur die het IJzeren Gordijn moet symboliseren.
De ideeën worden nog later verbreed tot het plan een hele stad volgens die principes in te richten. Er ontstaan echter problemen als niet alleen Alzheimer-patiënten worden verzorgd, maar ook familie en vrienden en mensen die zich in hun huidige tijd niet thuis voelen, er willen worden opgenomen.
Abba of Ikea
Schuilplaats voor andere tijden wordt echter angstaanjagend als landen politieke munt uit het succes willen gaan slaan: de EU gaat een referendum organiseren waarin inwoners van een land mogen kiezen voor een terugkeer naar hun geliefde tijd. Onmiddellijk herinner je je als lezer het Brexitreferendum en de referenda die Poetin organiseerde in de Krim en het oosten van Oekraïne. De politieke strijd gaat allereerst over de vraag welke landen überhaupt mee mogen doen. ‘Groot-Brexitannië’ valt af, maar het neutrale Zwitserland mag wel meestemmen. Uiteindelijk leidt de uitslag van het referendum tot nieuwe grenzen, samenhangend met de verschillende tijdvakken waarnaar de landen terug willen. De grenzen van de EU-landen lopen ineens langs andere lijnen: Spanje, Frankrijk en Duitsland kiezen voor de tachtiger jaren en in Zweden is het lang spannend tussen fans van de jaren vijftig (de eerste IKEA-catalogus) en die van de jaren zeventig (opkomst van ABBA). Opvallend is overigens – iets dat Gospodinov nergens benadrukt – dat geen enkel land voor de eigen tijd of zelfs maar de 21ste eeuw kiest. Impliciet leven we volgens hem blijkbaar in een ongelukkige wereld met een grote hang naar nostalgie.
Zoals te verwachten roept de herschikking als gevolg van het Europese referendum snel verhitte discussies op tussen vóór- en tegenstemmers, maar ook omdat deze nieuwe scheidslijnen praktische problemen opleveren en af en toe geboycot worden. ‘Wat geeft een natiestaat je eigenlijk?’, vraagt de verteller zich op een gegeven moment af: ‘Hij geeft je zekerheid, dat je weet wie je bent, dat jij daar bent te midden van al die anderen, die zijn zoals jij, die dezelfde taal spreken en zich dezelfde dingen herinneringen (…) En tegelijk heeft iedereen last van dementie als het gaat om andere zaken. Ik weet niet meer wie dat ooit heeft gezegd, dat een natie bestaat uit een groep mensen die het eens zijn over de dingen die ze onthouden en vergeten’ (volgens Gospodinov was dat Ernest Renan, die dat in de 19de eeuw al zei).
God heeft dementie
Gospodinov associeert er. aan de hand van kernbegrippen als vergeten, verlangen en geheugen op los. Daardoor raak je als lezer de draad wel eens kwijt. Daar staan echter tal van kernachtige (soms paradoxale) bespiegelingen tegenover die je aan het denken zetten: ‘Hoeveel verleden kan een mens verdragen?’; ‘Als niemand zich iets herinnert, is alles mogelijk’; ‘het ergste van dit verstoppertje spelen was om te beseffen dat niemand je meer zocht’; ‘God is niet dood. God is vergeten. God heeft dementie’.
Een bijzonder plezier voor de veellezer zijn de talloze verwijzingen naar beeldende kunst en literatuur (Brecht, Auden, Borges enzovoort), de parafrases van beroemde zinnen (uit Moby Dick en Anna Karenina) en in het oproepen van de sfeer van schilderijen, zoals Tussen klok en bed van Munch.
In de krachtige slotstukken blijkt het leven na het Europese referendum nog slechts te bestaan uit re-enactments van historische gebeurtenissen die nu misschien anders zullen eindigen of die je nog eens wilt herbeleven: de inval van Hitler in Polen in 1939, de moord in Serajevo in 1914, de moord in het Weense Burgtheater in 1925. En misschien schiet Rensenbrink nu niet op de paal. Ja, ook dat moment komt voorbij in Schuilplaats voor andere tijden als Alzheimerpatiënten op hun jaren zeventig-etage de WK-finale tussen Argentinië en Nederland uit 1978 beleven alsof ze hem voor het eerst zien.