In 1989 bezocht David Bellos, de biograaf van Georges Perec, Belgrado. Hij was er om Joegoslavische vrienden van de schrijver op te zoeken waarmee hij in het midden van de jaren 50 in Parijs was omgegaan. Eén van die vrienden, Mladen Srbinović, bleek een doorslag te hebben van de tekst van De aanslag in Serajevo van Perec. Bellos wist uit correspondentie van Perec dat het er moest zijn, maar had het tot dan toe niet kunnen vinden, ook niet bij de uitgevers die het hadden afgewezen. In 1992 vond hij in een archief in Parijs nóg een exemplaar. Het bleek te gaan om een versie die door een toenmalige schoolvriendin van Perec, Noëlla Melut, was uitgetypt. In beide versies stonden doorhalingen en tekstsuggesties die niet met elkaar overeenstemden, maar duidelijk wel van Perec’s hand waren. In 2016 verscheen de roman daarom met annotaties. Nu is er de Nederlandse vertaling door Edu Borger. Daarin is, net als in het Franse origineel, te zien wat in de verschillende versies is geschrapt.
De aanslag in Serajevo is de vroegste roman van Perec die in druk verkrijgbaar is. Een nog eerdere novelle die Bellos eveneens in 1989 terugvond, Manderre, een pastiche op Paludes (Moerassen) van André Gide, is wel in het Frans maar nog niet in het Nederlands verkrijgbaar.
Dat uitgevers destijds De aanslag in Serajevo afwezen is wel begrijpelijk, maar dat we het boek postuum alsnog kunnen lezen is evenzeer terecht, deze roman laat zien hoe Perec al vroeg (hij was 21 jaar toen hij hem schreef) nadacht over structuur en thema’s die in zijn latere werk sterker terugkomen. Daarover straks.
Machtsstrijd
De ‘ik’ in de roman raakt in Parijs verzeild in een groepje Joegoslavische vrienden, waaronder Branko, een filosofiedocent en zijn maitresse Mila, op wie hij verliefd wordt. Mila vindt hem beslist aardig maar blijft toch enigszins op afstand. Niettemin wil ze de ‘ik’ graag blijven zien en ze nodigt hem, als het groepje studenten is teruggekeerd naar Belgrado, uit om haar daar een paar weken op te zoeken. Daar worden zijn gevoelens voor Mila intenser en hij stelt zich ten doel haar nu daadwerkelijk te veroveren. Daarbij is Branko een sta-in-de-weg, hetgeen leidt tot een machtsstrijd die uiteindelijk uitmondt in een plan om Branko’s vrouw Anna zover te krijgen dat ze haar man vermoordt zodat de ‘ik’ Mila alleen voor zichzelf heeft. De climax vindt plaats in Serajevo, de stad waar in 1914 de Oostenrijkse troonopvolger Frans Ferdinand en zijn vrouw door Gavrilo Princip werden vermoord met de Eerste Wereldoorlog als gevolg.
Grote Geschiedenis
Zoals gezegd: in De aanslag in Serajevo zijn diverse elementen te herkennen die in later werk van Perec veel meer uitgewerkt worden. Het meest opvallende daarvan is de structuur waarin het microniveau van het liefdesverhaal wordt verbonden met de grote Geschiedenis. Dat zal Perec later het overtuigendst doen in W of de jeugdherinnering. Daarin vervat hij zijn poging om zijn jeugd (met het allesoverheersende thema van het verlies van zijn moeder tijdens de jodenvervolging) te reconstrueren in hoofdstukken die steeds afwisselen met een gruwelijke parabel over de vernietiging van de joden.
In De aanslag in Serajevo komt de koppeling van de kleine en grote geschiedenissen nog wat geforceerd over. Je zou met wat moeite parallellen kunnen zien tussen de rol die de ‘ik’ Anna toebedeelt en de rol die Servië aan de aanslagplegers toedichtte. En het zal ook niet toevallig zijn dat de ‘ik’ net zo jeugdig is Gavrilo Princip en zijn kornuiten. Maar erg overtuigend is dat niet.
Analyse
Vrijwel alles wat Perec later zou schrijven heeft een sterk autobiografisch karakter. Dat is ook hier het geval. Branko is duidelijk gemodelleerd naar de Joegoslavische docent kunstgeschiedenis Žarko waarmee Perec in Parijs bevriend was en Mila naar Žarkos maitresse Milka. In de ‘ik’ op zijn beurt is erg veel van Georges Perec zelf te herkennen.
De analyserende manier waarop hij zijn eigen gedachten en gevoelens jegens Branko en Mila beschrijft, is moeilijk los te zien van zijn levensfase op dat moment. Zijn behandeling bij psychiater Michel d’Uzan blokkeerde en Perec voelde zich zowel in de liefde als in het schrijverschap falen. Je kunt je afvragen of de ‘ik’ in de roman bezig is te bewijzen dat hij wel degelijk in staat is een vrouw te veroveren of juist eerder dat hij een man de baas kan. Een aanwijzing voor dat laatste is misschien zijn terugblik: ‘Uiteindelijk is het zo dat ik me altijd Branko herinner en Mila nooit’.
Precedent
Er zijn ook kleinere elementen waarin de latere Perec al doorschemert. Zijn ironie bijvoorbeeld in een zin als: ‘Want in Serajevo kan het gebeuren dat de zaken niet altijd gaan zoals je zou mogen wensen en dat de kleinste handelingen overweldigende gevolgen hebben’. En een aantal pagina’s verder lezen we (als hij zint op zijn plan om Branko uit te schakelen): ‘Het was toch wel iets raars om naar Serajevo te gaan om er een aanslag te plegen. Er waren zonder enige twijfel precedenten geweest’.
Voorts zullen minieme details, zoals de aanduidingen ‘Marie-Dinges’ en ‘Marie-ik-weet-niet-meer-wie’ voor een eerder liefje van de ‘ik’, Perec-kenners doen denken aan de kolderieke benamingen Karathoestra, Karakinkel, Karavaggio enz in Wat voor brommertje met verchroomd stuur achter op de binnenplaats?
En we zien hier al de toespelingen op andere literaire werken, zoals Cyrano de Bergerac, en van Racine, Lamartine, Stendhal en anderen, zoals Perec dat later veelvuldig zal doen. De inleider bij De aanslag in Serajevo, Claude Burgelin, ziet in het ‘ik’/Mila-scenario tenslotte ook nog een Hamlet/Ophelia-motief.