In het nawoord van Aan de grond in Londen en Parijs van de Engelse schrijver George Orwell, zegt vertaler Arie Storm, dat hij zich schuldig voelt. Lange tijd heeft hij het werk van Orwell niet op waarde geschat. Orwell was wel een bekende schrijver, maar niet een heel goede, dacht hij. Dat bleek een vooroordeel, want hij kwam erachter dat Orwell een geweldig oog voor detail had.
George Orwell (1903-1950) is het pseudoniem van Eric Arthur Blair en was een Brits schrijver, journalist, essayist en literair criticus. Hij stierf aan TBC toen hij slechts 47 jaar was en heeft nauwelijks genoten van zijn roem. Op vijfentwintigjarige leeftijd verhuisde hij naar Parijs waar hij wilde schrijven. Hij schreef wel, maar werd niet gepubliceerd en raakte financieel aan de grond. Hij was genoodzaakt van zeer weinig geld te leven, het is deze periode in zijn leven die uitgroeide tot een literair project over mensen die leven aan de zelfkant. Het dagboek dat hij eerst in Parijs en daarna in Londen bijhield werd de basis voor zijn autobiografische debuut: Down and Out in Paris and London.
Met Orwell de kroeg in
Orwell schrijft alsof hij je toespreekt, alsof je aan een tafeltje in een bruin café zit te luisteren naar zijn anekdotes en ervaringen. In korte hoofdstukken schetst hij zijn ervaringen met diepe armoede en verweeft die met de misère van zwervers die hij op straat leert kennen. Zijn stijl is nauwgezet, zonder zelfbeklag en met onderkoelde humor. Hij heeft honger, het is koud, de wandluizen in zijn huurkamer zijn ondraaglijk en hij beleent zijn kleding bij de lommerd zodat er brood en tabak gekocht kan worden. Het constante sprokkelen van geld en verdelen van een dagrantsoen aan centimes of franken nemen een belangrijk deel van de verhalen in. Tot hij met Boris, een Russische kameraad optrekt en na vele vergeefse pogingen een baantje krijgt in het chique Hotel X en plongeur wordt, oftewel bordenwasser. De smerigheid in de keuken, de werkdruk en lange uren beschrijft hij met veel gevoel voor drama al vergaat je de lust om ooit nog een stap in een duur restaurant te zetten.
‘ … het is een feitelijke uitspraak wanneer je zegt dat een Franse kok in de soep spuugt – dat wil zeggen, als hij die niet zelf gaat nuttigen. (…) Wanneer bijvoorbeeld een biefstuk aan de chef-kok ter inspectie wordt getoond, steekt hij daar geen vork in. Hij pakt hem op met zijn vingers en met een klapje legt hij hem weer neer, laat zijn duim door de maaltijd gaan en likt die om de jus te proeven, stopt hem er weer in en likt er weer aan, doet dan een stap naar achteren en aanschouwt het stuk vlees zoals een kunstenaar een schilderij beoordeelt, duwt het dan liefdevol op zijn plek met zijn dikke, roze vingers, aan elk ervan heeft hij honderd keer die ochtend gelikt.’
Of deze tegenwoordig nog steeds niet ondenkbare omgang met eten: ‘Een gast bestelt bijvoorbeeld een stuk toast. Iemand, hard aan het werk in een kelder diep onder de grond, moet die maken. Hoe kan hij zijn werk onderbreken en tegen zichzelf zeggen: “Deze toast moet worden opgegeten… ik moet ervoor zorgen dat hij eetbaar is.” Voor zover hij weet moet die er goed uitzien en binnen drie minuten klaar zijn. Enkele forse zweetdruppels vallen van zijn voorhoofd op de toast. Waarom zou hij zich daar druk om maken? Meteen daarna valt de toast op het vuile zaagsel op de vloer. Waarom de moeite nemen om een nieuw stuk te maken? Het is veel sneller om het zaagsel eraf te vegen. Het stuk toast valt op weg naar boven nogmaals, met de met boter besmeerde kant naar beneden. Een beetje afvegen volstaat.’
Vooroordelen jegens landloperij
Na Parijs keert Orwell terug naar Londen. Er is hem een baantje in het vooruitzicht gesteld, dat op het laatste moment toch niet doorgaat. Noodgedwongen leeft hij een maand op straat en deelt het lot van dakloze zwervers. In de UK mogen zwervers niet op straat overnachten, ze kunnen naar een slaaphuis van het Leger des Heils, de kerk of andere liefdadigheidsinstellingen van meestal rijke mensen. Voor een paar shilling krijgen ze een bed met smerige lakens, stinkende dekens en een ‘blok hout’ of hun eigen schoenen als hoofdkussen. Het ontbijt bestaat uit een kop thee en twee sneetjes brood met margarine. Erbarmelijke omstandigheden, waarin Orwell wordt geconfronteerd met vooroordelen van de maatschappij jegens bedelarij en landloperij.
In de laatste hoofdstukken geeft hij nog enkele goedbedoelde tips: ‘Laat de zwervers in de moestuin bij de slaaphuizen werken dan verbouwen ze tenminste hun eigen eten, in plaats van werkloos en lijdzaam van slaaphuis naar slaaphuis te sjokken.’
Tegen de verdrukking in
Orwell heeft geleefd als een zwerver en geroken aan de armoedementaliteit. Deze ervaringen vormden de basis van zijn oeuvre. ‘Hij dompelde zich bewust onder in de wereld van de verdrukten – de mensen zonder werk, bezit of status,’ aldus Arie Storm, die Orwells werk heeft bestudeerd. In dit debuut ligt de kiem van zijn beroemdste boek 1984 waarin eenlingen als Winston Smith worstelen met waakzame autoriteiten en stuk voor stuk de strijd verliezen, of geven die op.
Orwells ervaringen in Aan de grond in Parijs en Londen vonden bijna honderd jaar geleden plaats. Dat zijn aanklacht tegen het systeem van toen nog steeds geldt, is een schrijnende constatering en daarmee is deze nieuwe vertaling actueler dan ooit.