De vierde bundel van Froukje van der Ploeg, Nachtvangst, roept onmiddellijk een van de beste albums van Bob Dylan in herinnering: Blood on the tracks, ook wel Dylans echtscheidingsalbum genoemd omdat het gaat over de pijn en het verdriet die de scheiding van zijn toenmalige vrouw Sarah teweeg bracht. Dylan ontkende later dat persoonlijke ervaringen ten grondslag lagen aan de teksten, maar de eenzaamheid, de boosheid en de bitterheid die uit de songs spreekt, doen anders vermoeden.
Dat geldt ook voor de bundel van Van der Ploeg, waarin het lyrisch ik, die autobiografisch lijkt te zijn, eveneens een echtscheiding achter de rug heeft. Die schijnt niet zonder slag of stoot verlopen te zijn: in het gedicht 23 juli, 02:23 staat de veelzeggende versregel: ‘Ik denk / aan escalatie, straatverboden, ontzeggingen, kapot / glas, een spoor bloed.’ Ook uit andere gedichten krijg je de indruk dat er in het huwelijk geweld gebruikt werd: ‘dit gaat niet vanzelf voorbij’ in het gedicht Uitgesproken doet denken aan de tv-spotjes van SIRE over huiselijk geweld. Al eerder werd er geconstateerd dat ‘de akte van berusting met een andere pen wordt getekend dan de huwelijksakte’. De bundel is dan ook doortrokken van een bitterheid en een tristesse, waarin het lyrisch ik berustend wacht alsof ze vastzit in een niemandsland waarin ze niet meer voor- of achteruit kan gaan.
Stofje in het heelal
De titel van de eerste afdeling is GJ1214b. Dit is een zogenaamde exoplaneet, die om een andere ster draait dan de zon. De dichter beseft dat we slechts een klein onderdeel zijn van iets groters; onze dagelijkse wereld is een stofje in het heelal. De mens staat machteloos tegenover de gebeurtenissen en kan niet zelf zijn koers kiezen. Uit de gedichten spreekt het verlangen om zelf het leven te kunnen sturen door in het hier en nu te blijven, niet achterom te zien en niet vooruit te kijken, maar door afstand te nemen en te relativeren.
OVERZICHT
Kijk: hier zijn we nu Halverwege. Sommigen van ons verlaten
mannen voor vrouwen, verkopen huizen voor ze af zijn
sluiten anderen buiten en staan weer op een schoolplein.
We zijn de mensen geworden die er verstand van hebben
verleiden met weinig tekens, bestellen personen als pizza’s
sommigen van ons zien dingen van dichtbij onscherp worden.
Voor een van ons is de dichtstbijzijnde ander een astronaut
op vierhonderd kilometer boven zich in rondjes om de aarde
iemand probeert slaapkamerbeloftes te ontbinden in de
rechtszaal.
Loslaten, zeggen we tegen de buurvrouw, want de angst van wat kan
is erger dan het moment zelf, onze stemmen zijn laag geworden.
Vrolijk is anders
Niet alle gedichten gaan over het lyrisch ik of over de dichter zelf. In de derde afdeling Hoofdzaken zijn gedichten opgenomen die zijn geschreven vanuit het perspectief van een ander: er worden portretten geschetst van een gescheiden vader die zijn dochter weer ziet, een dementerende vrouw die ‘wil onthouden wie [ze] was’, en zelfs een dode vrouw die haar vroegere minnaar toespreekt vanuit haar kist. Het is ironisch te bedenken dat deze gedichten over scheiding, afscheid, zelfmoord, ziekte en dood onder Hoofdzaken gerekend worden door de dichter, alsof er niets anders in het leven is dat de moeite waard is. Het zegt wel iets over de teneur van deze bundel, vrolijk is anders.
In de afdeling Insomnia staan vijf gedichten die alle in de vroeger ochtenduren van de zomermaanden juli en augustus geschreven zijn. In een van de gedichten, 26 juli, 03.15, geeft de dichter aan dat haar leven tot stilstand is gekomen, ‘het dagelijks leven dat almaar wacht / op beginnen / en niet weer die droom waarin niets vooruitkomt.’ Uitgesproken is de titel van de laatste afdeling waarin de aanleiding tot de scheiding centraal staat, met titels van gedichten als Geduld, Te lang en Overval. Uitgesproken slaat zowel op het bevestiging van de scheiding als een aspect van de voorbije relatie. Het is ook de afdeling waarin naar verandering van de situatie gestreefd wordt:
Ik had iets nodig dat me overnam, groter
dan de ruimte waar mijn ex zat, lichter
van kleur, iets dat mijn grenzen opzocht, iets
dat dingen vloeibaar maakte, oprekte, opnieuw
uitvond, de realiteit veranderde
(Uit AMOR FATI 3)
Mooi in deze strofe van het gedicht is het verrassende gebruik van de enjambementen, maar ook de aanduiding van het in beweging komen na een periode van stilstand.
Er is hoop
In elke afdeling, behalve in Insomnia, is een gedicht opgenomen getiteld Lieve Imke, gedateerd in respectievelijk september, oktober en november, met als standplaats Amsterdam, maar de laatste afdeling bevat een brief aan Imke die in augustus is geschreven, in de Franse plaats Dole. Waar de eerste drie briefgedichten nog getuigden van verslagenheid, is de laatste brief in de zomer in Frankrijk opgewekter en gewaagt van een nieuw begin: ‘Mijn vader stelt me steeds mannen voor met een kalm karakter / en zonder gelaagde geheimen’. Al eerder werden terloops aanwezige mannen vergeleken met dat wat de kat binnenbrengt: de verklaring voor de Nachtvangst uit de titel van de bundel. Er is sprake van een acceptatie, de troost van de alledaagsheid en een berusting die niet meer voortkomt uit wanhoop. Er is hoop.
Froukje van der Ploeg heeft in deze bundel haar emoties goed onder controle en houdt haar stemmingen met vaste hand in toom door haar parlando taalgebruik, dat vlak en toonloos is en waarin het temmen van het verdriet de overhand heeft. Soms komt dat te kalm, te berustend over en zou je willen dat ze een keer uitschiet, maar dat gebeurt niet. Het gedicht Doldrums (Doldrums zijn zones rond de evenaar met relatief rustig weer en lage luchtdruk) illustreert dat:
Mijn hersens zijn glad
windstil water, ik drijf
door de dagen, geen vlaagje
in de ruimtes waar ik woon
een vast vestjesklimaat alleen
een trui als de aankleders samen zijn
de vloer, de lakens, mijn haar
de tegels in de badkamer, puree
appelmoes, vla, glad, glijdt
nergens een haakje, splinter
drempel of kronkel waar iets
aan kan blijven hangen.
De emoties in deze gedichten zijn zodanig geserreerd dat een splinter of een haakje welkom zou zijn, in ieder geval iets waar je als lezer ‘aan kan blijven hangen.’