Recensie door Vincent Kupers
De Vlaamse schrijver Frederik Willem Daem (1988) debuteerde vijf jaar geleden met de verhalenbundel Zelfs de vogels vallen. Vorig jaar verscheen zijn debuutroman Tekens van leven. Voor het schrijven daarvan ging hij drie jaar lang Belgische kroegen af, wat leidde tot een roman waarin feit en fictie in elkaar overlopen. Het boek kan opgevat worden als een ode aan de wegkwijnende volkskroeg, maar komt meer tot zijn recht als een weergave van de dubbelzinnige betekenis van het café voor zijn bezoeker. In de kroegen van Daem mag men nog ouderwets zaniken en hun zorgen verdrinken, zorgen die de volgende dag gewoon weer terugkeren. Het café staat daarom ook symbool voor stilstand, want achterliggende problemen van de stamgasten blijven onopgelost.
Wat moet een man met liefdesverdriet doormaken voordat hij weer verder kan met zijn leven? In het geval van Andreas, hoofdpersonage uit Tekens van leven, is het nodig om voor onbepaalde tijd onder te duiken in een bruin café. In de donkere krochten van deze kroeg speelt de roman zich af. Af en toe gaat Andreas naar buiten om een luchtje te scheppen, maar kort daarna neemt hij weer plaats aan de toog, zich onderdompelend in de ellende van de andere stamgasten.
Voordat Daem de lezer opsluit binnen de muren van het café, lezen we over de aflopende relatie van Andreas. Door de nostalgische toon van Andreas is duidelijk dat de relatie in verval is. Er wordt een wanhopig beroep gedaan op koosnaampjes en verkleinwoorden, maar deze leiden niet meer tot geborgenheid. Het enige dat zich nog laat gelden, is de voortdurende erectie van Andreas, die, hoewel minder vaak dan vroeger, nog wel wordt beantwoord door zijn vriendin ‘Hertje’.
In plaats van het zinkende schip rustig te verlaten, besluit Andreas tot een seksuitstapje met zijn collega. Dit wordt hem vergeven, maar toch besluit hij omwille van zijn schaamtegevoelens te verdwijnen. Op dat moment duikt hij onder in het café De Kauw, waar hij op zoek is naar een omgeving van herkenning. Later in het verhaal komen er nog enkele scènes uit zijn relatieperiode voor. Wat het verhaal van Andreas des te tragischer maakt, want weer later hangt hij opnieuw straalbezopen in de kroeg. De twee op zichzelf staande verhaallijnen over een relatie die ten einde loopt en het leven van stamgasten in een bruine kroeg, zijn met elkaar verweven, ook al worden ze nauwelijks expliciet met elkaar in verband gebracht. De lezer wordt gedwongen om de emotionele lading van het ene verhaal mee te nemen naar het andere verhaal, zonder dat Daem de lezer bij de hand neemt.
Groepsgebeuren in de kroeg
Vanaf het moment dat Andreas de kroeg binnenstapt, doet hij zijn best om zich te mengen met de hechte groep stamgasten. De toenadering verloopt echter moeizaam, wat leidt tot geestige innerlijke monologen: ‘Een deel van hem fantaseerde al over tegen wie hij het wel en niet zou opnemen en, belangrijker nog, op welk weloverwogen tijdstip hij dat zou doen. Voorlopig was hij van plan om het moment af te wachten waarop Greet dronken werd, wat ze altijd werd, en ze dan, zoals ze haar verweten, steeds zin had om te poolen.’ Monologen die beginnen bij de pooltafel als hij in z’n eentje aan het oefenen is – hij meent dat als hij goed kan poolen, hij geaccepteerd zal worden. Langzaam weet hij zich in de groep te werken, toch blijft hij een buitenstaander. Een echte stamgast geeft zich volledig aan het kroegbestaan. Andreas is in gedachten nog te veel verbonden met de buitenwereld.
Wat de bezoekers van De Kauw met elkaar gemeen hebben, is het weemoedig delen van verhalen uit hun vroegere levens die nooit door hun toedoen tot een einde zijn gekomen. Ook Andreas is uit zijn waardesysteem gerukt, maar hij houdt zich nauwelijks bezig met de schuldvraag. Hij lijkt vooral behagen te scheppen in het aanhoren van andermans ellende, waardoor er een goed beeld van de steeds terugkerende cafébezoekers ontstaat. Buiten De Kauw is er maar weinig dat hen omhelsd, vandaar dat ze met man en macht hun kroegbestaan verdedigen. De stamgasten van De Kauw kunnen het dan ook maar met moeite verteren dat Visse, een voormalige stamgast, heeft besloten niet meer naar de kroeg te gaan. Visse stond vooral bekend om zijn agressieve gedrag, maar omdat hij, net zoals de anderen, een vaste gast was, praatten ze zijn gedrag goed. Deden ze dit niet, dan zouden ze wel eens vragen over hun eigen gedrag kunnen verwachten.
Verlangen naar het burgerlijke
In de donkerte van de bruine kroeg hebben de bezoekers kritiek op nagenoeg alles. Tegelijkertijd heerst er de behoefte om hetgeen waar ze kritiek op hebben te omarmen. Ze hebben zich er alleen dusdanig ver van verwijderd dat ze moeite hebben om dit in te zien of te erkennen. Wat ze het liefst willen is het rustige, burgerlijke leven, maar door het voortdurende gezanik, wordt dit verlangen bedekt met een flinke laag pessimisme.
Opvallend is dat dit burgerlijke leven door Frederik Willem Daem niet ter discussie wordt gesteld, of beter gezegd, het wordt niet onder de postmoderne loep genomen. Hij besteedt weinig aandacht aan het constructieve aan verhalen over het burgerlijke leven, waardoor hij afstand neemt van een hedendaagse trend onder jonge auteurs. Deze stellen vaak de rol van verhalen op een veel fundamentelere wijze ter discussie. Andreas lijdt aan een gevoel van leegte, alleen is dit eerder een gevolg van zijn relatiebreuk, dan twijfels aan betekenis gevende narratieven. Hij heeft niet de behoefte om buiten de gebaande paden te treden, zoals de personages in Een goede nachtrust van Peter Buurman. In de roman spelen beklemmende kaders nauwelijks een rol. Er is eerder sprake van een afstand tot een gezond waardesysteem, die Andreas en de andere stamgasten eigenlijk graag willen overbruggen, maar hiervoor hebben ze niet de kracht.
Naast de verhaallijnen over de Kauw en Andreas’ relatie, zijn er twee zijverhalen over een Tsjetsjeense terroriste die een vliegtuig tot ontploffing brengt en een huisfeestje waar Andreas voor het eerst Hertje ontmoette. Het is toevallig dat deze gebeurtenissen tegelijkertijd plaatsvinden, zeker, maar het verband tussen de twee verhalen is nogal vergezocht. Het is ietwat overdreven om de sensuele explosie die vrijkomt bij twee zoenende pubers te vergelijken met een aanslag op een vliegtuig. Daem heeft geprobeerd om de zijverhalen aan elkaar te rijgen, maar misschien was het beter geweest om het te laten bij de ontmoeting tussen Andreas en Hertje.
Los van het verdwaalde verhaal over een terroristische aanslag, geeft Daem een uitgebreid literair portret van een ouderwets bruin café. Hier floreren verhalen over vervlogen dromen en kan nog eindeloos gezanikt worden over van alles nog wat. Het is een plek waar je niets hoog hoeft te houden en de verdorvenheid van het leven mag uitspreken. Dit werkt bevrijdend, maar ondertussen blijft er op de achtergrond iets sudderen. Iets dat alleen buiten de muren van de kroeg bestaat.