‘Dit boek zou niet geschreven zijn als Donald J. Trump in november 2016 niet tot president zou zijn gekozen’. Het is de eerste zin van Identiteit. Waardigheid, ressentiment en identiteitspolitiek, het nieuwste boek van politicoloog en filosoof Francis Fukuyama. Hij probeert hierin de opkomst van het populisme, of nog preciezer: het populistische nationalisme, te verklaren. Maar zo’n beginzin wekt dan wat verbazing. Alsof bij Fukuyama, die Amerikaan is, de alarmbellen pas gingen rinkelen toen Trump de verkiezingen won. Velen, waaronder waarschijnlijk de auteur zelf, hadden die uitslag totaal niet verwacht. Maar onderschatte hij als specialist dan de opkomst van het populisme vóór Trump?
Populistische bewegingen, soms zeer verontrustend, waren er vóór Trump ook. Of ze Fukuyama pas serieus uit zijn slaap gingen houden door diens aantreden wordt niet duidelijk, maar we kunnen stellen dat hij er in Identiteit alsnog verhelderend over schrijft.
Thymos
De kern van zijn verhaal is het begrip thymos, dat hij ook al in zijn Het einde van de geschiedenis en de laatste mens uit 1992 opvoerde. Het woord komt voor het eerst uit de mond van Socrates in De staat van Plato en wordt wel vertaald als ‘karakter’. Het is de zetel van bijvoorbeeld de woede en van de waardeoordelen. Twee afgeleiden daarvan zijn de isothymie, het verlangen om als gelijke te worden gerespecteerd, en de megalothymie, het verlangen om als superieur erkend te worden. Liberale democratieën hebben die factoren onvoldoende weten te integreren in hun beleid. In de moderne economie wordt de mens gezien als iemand die er op een rationele manier op uit is om een zo bevredigend mogelijk leven voor elkaar te krijgen. Maar dat uitgangspunt schiet tekort. Waarom bijvoorbeeld jaagt de één geld en zekerheid na en is de ander bereid juist alles op te geven en zelfs te sterven voor een idee. Omdat te verklaren is meer inzicht nodig in de thymos. Die is ‘de zetel van de huidige identiteitspolitiek. Politieke actoren worstelen met economische vraagstukken: of de belastingen omlaag of omhoog moeten, of hoe de overheidsinkomsten verdeeld moeten worden over de verschillende partijen die daar in de democratie aanspraak op maken. Maar een groot deel van het politieke leven houdt amper verband met de economische middelen’.
Gelijkheid
Wat we de laatste decennia hebben gezien, volgens Fukuyama is dat megalothymie opschoof naar isothymie. Samenlevingen die alleen respect kenden binnen elites werden (gedwongen) omgevormd naar een samenleving met fundamentele gelijkwaardigheid voor iedereen. Maar dat schiep nieuwe problemen. Iedereen als gelijkwaardig zien schept onvrede omdat het de waarde niet erkent van uitblinkers. En, heel herkenbaar in de aanhang van populistische partijen: er onstaat het gevoel dat gelijkberechtiging van andere groepen, zoals immigranten, bestaande rechten om zeep helpt (‘zij krijgen wel meteen een huis en ik sta al jaren op de wachtlijst’). Maar nog een stap verder gaat het gevoel van groepen die zich ondanks hun gelijkberechtiging niet erkend blijven voelen in hun eigenheid van qua verleden of cultuur. Hun onvrede blijft bestaan.
Fukuyama onderbouwt zijn, hierboven erg gesimpliceerd weergegeven visie, filosofisch met enerzijds beknopte en heldere samenvattingen van gedachten van Plato, de reformatie, Rousseau, Marx, Kant en Hegel over de innerlijke mens, zijn behoefte aan respect en zijn verhouding tot de gemeenschap waarvan hij deel uitmaakt en anderzijds persoonlijke analyses van immigratie, emancipatoire bewegingen als feminisme, gender, #metoo en huidskleur (Black Lives Matter). Hij valt daarbij nog al eens in herhalingen, alsof hij bang is om, zoals bij zijn Het einde van de geschiedenis volgens hem veel is gebeurd, niet verkeerd begrepen wil worden. De andere kant is dat die herhalingen het boek ook voor minder gestudeerde lezers zeer leesbaar houden.
Uitweg
In het korte bestek waarin Fukuyama zijn verhaal vertelt duiken af en toe diverse populiste bewegingen en nationalisten uit Europa op, zoals de PVV, Front National en leiders als Poetin, Orban en Erdogan, maar meer dan figuranten zijn zij toch niet. In die zin is het boek vooral Amerikaans. Van mensen als Maduro, Duterte, Modi en Kaczynski passeert zelfs slechts een keer de naam.
Enigszins teleurstellend is het laatste hoofdstuk Wat te doen? waarin je hoopt iets van een uitweg te vinden. Toch blijft het teveel bij een herhaling van de beschrijving van hoe complex het probleem is in weer iets andere bewoordingen.
En wat Trump als voorbeeld betreft: ook Fukuyama kan natuurlijk geen toekomst voorspellen. Hij erkent ruiterlijk dat hij in Het einde van de geschiedenis de man ten voorbeeld stelde als een ambitieus iemand wiens verlangen naar erkenning (zijn megalothymos in dit geval dus) veilig was gekanaliseerd in een carrière in het bedrijfsleven. In Identiteit noemt hij hem een narcist die niet geleid wordt door politieke doelstellingen maar de politiek gebruikt om zijn eigen innerlijke behoefte aan publieke erkenning te bevredigen.
Uit verbazing over die switch begon Fukuyama een nieuw boek.