In 2012 verwierf kunsthistoricus en redacteur bij de Frankfurter Allgemeine Zeitung Florian Illies wereldwijd faam met zijn aparte vertelling 1913: Het laatste gouden jaar van de twintigste eeuw, een caleidoscopische verzameling van anekdotes en fragmenten die zorgden voor de perfecte evocatie van dat bijzondere jaar. In zijn nieuwe boek doet hij deze krachttoer nog eens over. Liefde in tijden van haat 1929-1939 is een unieke, maar bonte verzameling fragmenten uit dagboeken, brieven, biografieën en andere persoonlijke documenten van de toenmalige beaumonde van Berlijn, en bij uitbreiding Europa. Illies schetst een verrassend en intiem beeld van een periode waarover al heel wat inkt is gevloeid. De manier waarop hij alles presenteert is echter zo uniek en beeldend dat men qua sfeerbeeld niet om dit boek heen kan.
Politieke context
Liefde in tijden van haat 1929-1939 mist in de Nederlandse vertaling zijn ondertitel: Chronik eines Gefühls, een subtitel die spijkers met koppen slaat. Gevoelens en erotiek vormen de hoofdbrok in deze verzameling. Illies koos voor deze periode omdat die zorgde voor een rollercoaster aan emoties. Het is belangrijk om toch iets van de politieke geschiedenis en achtergrond te kennen om het werk volledig te begrijpen. Na de Eerste Wereldoorlog zit men nog vast in onverwerkte trauma’s en de wederopbouw. Men probeert dit achter zich te laten en de roaring twenties zorgen voor een sfeer waarin alles lijkt te kunnen en te mogen, met heel veel verdraagzaamheid en openheid, een periode van seksuele revolutie avant-la-lettre, opvallend liberaal en experimenteel. Vanaf 1929 echter komen er barsten in dat vrijheidsgevoel: de beurscrash zorgt voor een eerste deuk van onzekerheid en dan is er ook de gestage groei van het nazisme en de macht van Hitler. In 1933 komt het keerpunt. Alles wat voorheen mocht en kon, wordt door het nieuwe regime aan banden gelegd en zal uiteindelijk uitmonden in de Tweede Wereldoorlog. Tegen deze achtergrond moeten we het werk van Illies lezen.
Carpe Diem
Hij verdeelt zijn werk ook mooi in drie delen: Ervoor, 1933, Erna. Hij heeft er bewust voor gekozen de levens van de artistieke en intellectuele elite als focus te nemen en niet dat van de gewone mens. Dat had enerzijds een praktische reden, er was van bekende kunstenaars, filosofen en schrijvers veel materiaal voorhanden, en anderzijds sprak het ook meer tot de verbeelding. Zij waren precies die vrijgevochten zielen die graag experimenteerden en het niet zo nauw namen met de huwelijkse trouw. Bertolt Brecht en Lotte Lenya, Marlène Dietrich, de hele familie Mann, Leni Riefenstahl, maar evenzeer Sartre en De Beauvoir, Hemingway, Anaïs Nin en Henry Miller, Picasso… allemaal passeren ze de revue met hun kleine kantjes en bijzonder seksuele voorkeuren. Bovendien geeft het werk ook een bijzondere kijk op de verhouding tussen en de positie van mannen en vrouwen in die maatschappij. De vrouwen waren modern, stonden op hun persoonlijke vrijheden en rechten. Ze namen belangrijke posities in en waren onafhankelijk. Ze experimenteerden met allerlei vormen van liefde en seks, zowel met mannen als vrouwen, hielden zich niet in voor ménages à trois. De mannen kwamen hardvochtig en weinig empathisch over en hielden zich voor niets of niemand in, zeker niet op het vlak van de liefde. Bertolt Brecht en Pablo Picasso worden niet getekend als de meest attente mannen, en dat is slechts een understatement. Voor 1933 leefde men op een roze wolk en het carpe diem-principe voerde de boventoon. De tolerantie voor alle mogelijke liefdesrelaties waarvoor de LGBTQi-beweging nu vecht was toen een feit.
Keerpunt 1933
Aan alle vrijheden die men zich veroorloofde, kwam een abrupt einde in 1933 toen Hitler aan de macht kwam. De oude waarden kregen de bovenhand en het was terug naar af. Joden kregen de schuld van alles en moesten halsoverkop met hebben en houden het land verlaten, mooie liefdesrelaties tussen hetzelfde geslacht werden gedwongen in de kiem gesmoord. Dat leidde tot massale emigratie van de artistieke elite, maar vaak ook tot persoonlijke drama’s met extreme armoede of zelfdodingen tot gevolg. Dichteres Else Lasker-Schüler, grande dame van het Duitse expressionisme, wordt op straat in elkaar geslagen met een gescheurde tong als resultaat en kon wekenlang niet meer spreken. Erik Kärstner zag zijn werk en dat van vele van zijn vrienden als Heine, Mann en Remarque in de boekenverbranding verloren gaan. Tegelijkertijd gaan Sartre en De Beauvoir in Berlijn gewoon verder met hun seksuele escapades alsof er niets aan de hand is.
Sfeerschepping
Illies probeert met zijn montage- en collagetechniek vooral aan sfeerschepping te doen. Hier en daar dikt hij de anekdotes wat aan met persoonlijke opmerkingen en commentaren, maar het grote oordeel laat hij uiteindelijk over aan de lezer zelf. Hij voert honderden bekende figuren op en laat ze zelf aan het woord. De tegenstellingen zijn vaak groot tussen man en vrouw, jood en niet-jood, Europeaan en Amerikaan, maar allemaal werden ze geraakt en beïnvloed door deze bijzondere periode in de twintigste eeuw. Illies lijkt tussen de regels door ook te waarschuwen voor de tekens vandaag: het extreme wokedenken, het op de helling staan van verworven vrijheden (abortus, homohuwelijk in de VS), de oorlog in Oekraïne, de antivaxers… Er lijkt opnieuw haat te worden gezaaid na een periode van relatieve welvaart. Hij lijkt de mensen te waarschuwen om niet in dezelfde val te lopen als in 1933. Daarom blijft het belangrijk aandacht te hebben voor het verleden en hieruit te leren.
Liefde in tijden van haat 1929-1939 is geen roman, maar een anekdotische vertelling en zo moet ze ook gelezen worden. Niet in één ruk doorlezen, maar gestaag, af en toe een aantal bladzijden en ze laten bezinken en overdenken. En vandaaruit verbanden leggen en conclusies trekken. Een oefening, maar de moeite waard.