Eva Meijer (1980) is niet alleen schrijver, ze is ook beeldend kunstenaar en filosoof. Ze publiceerde korte verhalen en poëzie. Haar debuutroman Het schuwste dier werd genomineerd voor de Academica Literatuurprijs, de Gouden Boekenuil en de Vrouw&Proza Debuutprijs. Dat ze bezig is met een promotieonderzoek met de titel Political Animal Voices verbaast niet na het lezen van haar tweede boek Dagpauwoog, dat eind 2013 verscheen. Tijdens het lezen dringt zich de vraag op in hoeverre een schrijver politiek stelling moet nemen. Want dat Meijer dieren een stem wil geven is duidelijk.
Hoofdpersoon in het boek is Iris Dagpauwoog. Deze kunstenares van rond de 50 dwaalt totaal ontredderd door haar leven, omdat haar partner haar na jaren verlaten heeft. Ze kan dit verlies en vooral het verlaten zijn, geen plekje geven. Ze werkt niet meer en is naar eigen woorden veranderd in ‘een soort sukkel’. Iris verlaat de stad en verhuist naar een dorp aan de kust. Samen met Pol. Pol wordt zo menselijk beschreven dat het even duurt voor je je realiseert dat het hier om een hond gaat. Al snel ontmoeten Iris en Pol buurman Marcel, een fanatieke dierenactivist. Iris helpt hem met een website over veganisme. Pol wordt uitgebreider beschreven dan Marcel. Sterker nog, iedere beschrijving van hem ontbreekt. Hij is er gewoon en wordt binnen een paar pagina’s een persoon met een enorme invloed op Iris’ leven.
Al snel wordt Iris door Marcel geïntroduceerd in de wereld van het dierenactivisme. Ze verlegt haar werkzaamheden van het bijhouden van de website naar het leggen van bompakketjes bij slagerijen. Na een korte aarzeling doet een interne monoloog van anderhalve pagina Iris radicaal omslaan. Vond ze aanvankelijk bommen leggen niet acceptabel, nu doet ze het gewoon. Voor ze het weet belandt Iris via het vermenselijken van haar hond in een harde strijd met de maatschappij. Deze plotselinge omslag is niet erg geloofwaardig.
Deels komt dit ook door de schrijfstijl. Meijer vertelt kort en afstandelijk. Eenzaamheid in onderkoelde zinnen. Het blijft bij vertellen, nergens laat de auteur zien of voelen. Als lezer voel je daardoor niet mee met Iris, je registreert haar gevoelens enkel. Het kost daardoor moeite om sympathie op te brengen voor deze hoofdpersoon, die zich maar moeilijk kan vermannen. Die zich slachtoffer voelt en zo beïnvloedbaar is. En daardoor gaat het snel. ‘Eerst droeg ik mijn leren schoenen nog omdat het me zonde leek ze weg te gooien, maar Marcel bleef er fronsend naar kijken, dus borg ik ze op in een doos.’
Het is al snel duidelijk dat het alleen maar verkeerd kan gaan met Iris. Een van haar acties loopt niet goed af, ze wordt opgepakt. De schrijfstijl verandert dan van eenvoudig en onderkoeld, naar filosofisch en poëtisch aan het einde van het boek. Daar zitten mooie scènes bij. Iris’ verblijf in de gevangenis bijvoorbeeld. Toevallige celgenoten, volslagen vreemden, begrijpen haar beter dan haar vriendinnen. Mooi filosofisch is de ontwikkeling die Iris dan eindelijk doormaakt. Haar vaste overtuiging het juiste te doen, slaat om naar een diepe twijfel. Ze vraagt zich af wat haar acties voor zin hebben, omdat ze nauwelijks worden opgemerkt en niet het verschil maken zoals ze hoopte. Verwachtte misschien zelfs. Haar gedachten draaien rondjes: er zijn zoveel dieren te redden en zoveel misstanden aan de kaak te stellen dat Iris geen idee heeft hoe ze de wereld kan veranderen. Het overweldigt haar en met haar de lezer.
Dat werpt de vraag op: wat wil de auteur met deze roman bereiken? Bewustzijn kweken? Een discussie aanzwengelen? De individuele lezer aan het denken zetten? Omdat Meijer als auteur zo duidelijk stelling neemt lijkt het boek af en toe een maatschappelijk manifest, waarbij de lezer maar weinig ruimte krijgt voor zijn eigen gedachten. Of is het toch geen manifest, maar een roman over eenzaamheid? Over het zoeken naar een doel als je leven op zijn kop staat? Zoeken naar zingeving misschien zelfs? En zo eindigt het boek beklemmend.