Esther Kinsky – Rombo

Een geredde strook met verhalen

Recensie door Katrien Scheir

De titel Rombo duidt op het verschijnsel dat zich bij aardbevingen bijna altijd voordoet. Het is een eigenaardig onderaards geluid dat bestaat uit een rollende klank en vaak wordt vergeleken met de donder. In Rombo vertelt de Duitse vertaler, schrijver en dichter Esther Kinsky over de Italiaanse regio Friuli die in 1976 zwaar geteisterd werd door twee aardbevingen.

Verschillende lagen liggen in dit verhaal door elkaar, als na een aardbeving. Kinsky wisselt lenig tussen verschillende tijden, van toekomstdromen van vroeger tot het puin van na de aarbevingen. Zij zigzagt langs bergpaden en rivieren, over bergketens naar dalen en voert de lezer mee door het landschap en in de hoofden van dorpsbewoners. Dit verhaal is een landschap.

Voorvoelde ramp

Natuurkrachten vallen buiten de categorieën van goed en kwaad. De mens heeft niet steeds controle. Het zijn grote thema’s die Kinksy voortreffelijk weergeeft. ‘De mens met zijn twee benen op de grond, met zeis, hamer, zaag, fluit en viool, wordt het wanhopigste wezen van allemaal als de trillingen niet meer te negeren zijn.’

Ook op metaniveau krijgen de zinnen betekenis. Wanneer Kinsky schrijft over aardlagen, aardverschuivingen en trillingen, lijkt ze het evenzeer over de menselijke psyche te hebben. De aardbeving als metafoor. Rombo komt niet alleen uit de diepere lagen van de aarde maar ook uit die van de geest. Degenen zonder talig bewustzijn, zoals de dieren, voorvoelden de ramp. De slangen kropen plots tot boven in het dorp en ‘De koekoek riep aan één stuk door, ’s ochtends al.’ Ook de vergeetachtige moeder is de dag voor de aardbeving onrustiger dan anders. Wat Kinsky in Rombo schrijft, grijpt je naar de keel. Kolossaal en wreed, ontroerend en poëtisch.

De beschrijvingen van de landschappen zijn meesterlijk. ‘De rivier is vooral een bedding, een met het stijgen en dalen, het stromen en sijpelen van het water veranderend landschap van stenen, een grensgebied, dat zijn eilanden opwerpt en afgraaft, ranke wilgen neerplant en uitrukt, de oevers onderspoelt, uitspoelt, opbouwt en links laat liggen, tot ze zich hebben verlaagd tot vlakke tongen die het water in lopen, alsof ze op zoek zijn naar een nieuwe gedaante.’ Elders gaat het over een pijnbomenbos dat ‘donker en ernstig boven op de kam ligt’.

In kleine stukjes, brokstukken geklemd tussen het getormenteerde landschap en encyclopedische kennis, doen zeven bergbewoners hun verhaal. Elk heeft een eigen stille stem. Ze zijn geitenhoeder, of vrouwen die look verbouwen of konijnen kweken. Een meisje van wie de flamboyante moeder aan zee is gaan werken, een dochter die voor haar moedertje zorgt. Gewone dorpsbewoners. Esther Kinsky opent het hoofd van de getroffenen, kijkt door de spleten en groeven. Deze schijnbaar eenvoudige mensen beschikken vaak over een kennis van landschap en natuur die stedelingen vergeten zijn. Ze zijn geworteld in het landschap, maar door de aardebevingen ontworteld.

Oerverhalen

Zelden praten de mensen met elkaar over de wond. Voor de aardbeving verstopten zij hun diepste geheimen al. Het leven in de bergen is hard, vaak conservatief. Er worden snel oplawaaien verkocht. De getuigenissen van het natuurgeweld zijn eenzame monologen en inwoners zoeken moeizaam naar woorden over dat wat hen roert. ‘Hoe zag het land er eerst uit? Opeens ben je het vergeten en zul je er in je dromen nog jaren naar zoeken – hoe zag de aardbodem eruit voor de scheur, voor de brokstukken, het puin, de sleepsporen, hoe zag de grond onder je voeten eruit, van dag tot dag?’

Sommigen geven aan dat ze het trauma weleens kwijt willen. Zij vormen een koor met verschillende stemmen. In elke versie wordt er iets herhaald door een andere stem. Ten slotte rest er een soort oerverhaal van het gebeuren, met scherven en brokstukken bij elkaar gebracht. Behalve getuigenissen tekent Kinsky ook oude verhalen op zoals verklaringen, fabels, sagen, geruchten van de streek, waarbij waarheid en verzinsels door elkaar lopen. ‘Eronder of erin, donderde de Orcolat, het aardbevingsmonster. Een fabelwezen met sporen die onuitwisbaar zijn.’

En er is de sage van Riba Faronika, de Farao-Vissin. Ze lag te sluimeren op de bodem van de zee, een enorm wezen, tot aan haar buik vrouw, vanaf de buik voorzien van een gespleten vissenstaart. Opgeschrikt door de zandkorrel die God liet vallen, maakte ze met een van haar vissenstaarten een schokkende beweging en de aarde begon te rommelen…

Het verhaal van het grote witte steenveld ontstond na een steenlawine. Sindsdien lag dat veld daar. ‘Volgens de verhalen werd er na die steenlawine iemand uit het dorp vermist. En de mensen zeiden dat die witte vlek eruitzag alsof daar iemand stond met gespreide armen. Een grootmoeder kende alle bergen bij naam. Bij elke naam hoorde een verhaal.’ De verhalen zijn in het landschap gegrift. De aardbeving deed er een schepje bovenop. ‘Aan de andere kant van de bergen, aan de zuidkant, regent het alleen, ook in de winter valt er geen sneeuw. Daar is het urinoir van Onze-Lieve-Heer, zeggen de mensen.’
Ook de geluiden zijn verankerd in het landschap. De geitenmelker is een nacht- en schemeractieve vogel die ‘net als de muziek van de streek’ een stijgend en dalend vibrerend geluid voortbrengt, gevoelig en minimaal wisselend van toonhoogte.

Levend landschap

De auteur laat ook het landschap zelf leven. Ze spreekt over een rivier die van richting veranderde. ‘Misschien veranderde hij van stemming. Voelde hij zich aangetrokken tot de andere rivier, het andere dal, ander gesteente, de oostkant. Rivieren hebben hun eigen beweegredenen.’

Ze getuigt ook van het menselijk landschap, zoals bij het motel ‘met een hoogdravende naam met een fout gespeld Engels woord erin’. Gammel en poëtisch. De pomphoudster is tevens de kokkin. Mannen drinken er een biertje, soms buiten op een blok beton, en lachen de dingen weg. Op een Italiaans kerkhof met plastic bloemen poetst een oude vrouw een grafsteen ‘met de foto van een oude vrouw die op de poetsende vrouw lijkt.’ Humor en weemoed komen tot uiting in zinnen als ‘De nieuwe Moeder Gods, die licht gaf in het donker, zat in haar schortzak en scheen door de stof heen, zo’n blauwgroen licht. Je kon de Moeder Gods ook in flikkerstand zetten, als een knipperlicht.’

Van encyclopedische kennis maakt Kinsky literatuur. Aardlagen, de eigenschappen van kalksteen, planten en bloemen worden door haar beschrijvingen levendige essenties, net als de diepste holten op aarde. ‘Ravijnen, kloven, afgronden, abissi, waar niets wat er eenmaal in terecht is gekomen ooit nog de weg vindt naar het licht. Afgronden van het vergeten. Wanneer verandert het-zich-herinneren in echt-vergeten?’ Het geheugen zelf kan door verschuivingen en gerommel littekens krijgen, want de psyche krijgt evenveel klappen. Rombo blijft voelbaar en hoorbaar, soms hard, soms in verre echo’s.

Het einde van het boek verhaalt over de tweede aardbeving, waarop Kinsky met de ouder geworden inwoners wederom terugblikt. Op de cover en in het boek staan foto’s van een fresco. In het koor van de heropgebouwde kathedraal van Venzone is een lange, van een vernield fresco geredde, strook te zien. Hij is bedekt met tekens en inscripties zoals pelgrims die er eeuwenlang op achterlieten. De sublieme roman van Kinsky lijkt op een geredde strook met verhalen uit het geheugen van de landstreek Friuli.

 

 

Omslag Rombo - Esther Kinsky
Rombo
Esther Kinsky
Vertaling door: Josephine Rijnaarts
Verschenen bij: Uitgeverij Pluim (2022)
ISBN: 9789493256866
248 pagina's
Prijs: € 24,99

Meer van Katrien Scheir:

Recent

28 maart 2023

Tussen onschuld, misbruik en opportunisme

Over 'De man van licht ' van Katrien Scheir 
27 maart 2023

Traumaverwerking in naoorlogs Duitsland

Over 'Eindelijk heb je ons gevonden' van Edgar Selge
23 maart 2023

Elke editie is verrassend en nodigt uit tot kijken lezen kijken

Over 'Kluger Hans #43 / Huid' van Redactie: Yasmin Van 't Veld, Dorien Couton, Hans Depelchin e.a.
22 maart 2023

Driewerf rosé!

Over 'Flessenhart' van Robert Schuit

Verwant