Een goeie drinkscène, daar knapt menig boek van op. Maar het zijn niet de gemakkelijkste om te schrijven. Zoals een acteur die een dronken personage op het toneel neerzet moet waken voor over-acting, zo moet een auteur ervoor waken dat zijn scène over the top wordt.
Een goed voorspel is van belang – waarom grijpt het personage naar de fles? – maar meer nog de opbouw van de roes. De lezer moet glas voor glas worden meegevoerd in die roes, als het even kan naar een allesvernietigende apotheose. Waarin het nodige kapot gaat, zowel in materiële als relationele zin. Maar die roes is het allerbelangrijkste; wat is er mooier dan als lezer samen met het personage langzaam dronken te worden? En dan zonder pijn in je kop verder kunnen lezen.
Glas voor glas, laat dat maar aan dichter/romanschrijver Erik Jan Harmens (1970) over. In zijn bekentenisroman Hallo muur beschrijft hij zijn – vijfentwintig – alcoholische jaren. Harmens slaagt er bij vlagen goed in om de lezer uit zijn luie stoel te trekken en mee te slepen naar de bar: ‘Nou vooruit, nog eentje dan. Nog één Westmalle Tripel.’ Is het bij de ik-figuur steeds het volgende glas dat blijft lonken, bij de lezer is dat steeds het volgende korte hoofdstuk. Want Harmens presenteert zijn verslag van bijna-zelfvernietiging niet in één lange, chronologische verhandeling.
Hij biedt ons hapklare brokken van gebeurtenissen die afwisselend spelen in het heden en het verleden. Dat is slim. Die dosering zorgt voor de broodnodige variatie: het leven van een verslaafde vertoont immers weinig reliëf en dus is het inkijkje wat de schrijver ons biedt in beginsel saai. Ook al is Harmens personage nog in staat er een redelijke baan op na te houden – en iets wat op een gezinsleven lijkt – voor het overige zijn denken en doen beperkt. Die worden slechts door twee emoties gestuurd: verlangen en angst. Het verlangen naar de roes en de beheersing van de angst: ligt er wel genoeg in de koelkast om de avond door te komen?
Hallo muur is, en dat klinkt gek als we het over verslaving hebben, een heel nuchtere bekentenis. In een onopgesmukte stijl, wars van pathetiek en zonder medelijden op te wekken, doet de schrijver eerlijk verslag van een rauw leven. Als een boekhouder, zo minutieus beschrijft hij wat hij aan alcohol inneemt op een dag. Zelfs al is de helft maar waar, dan nog vraag je je af of de schrijver überhaupt nog wel een lever heeft. Zelfs de therapeute van de verslavingskliniek schrikt als de ik-persoon opsomt wat hij zoal tot zich neemt op een dag. En dan houdt hij ook nog eens de helft achter. Die opsommingen, waar Harmens zijn boek veelvuldig mee heeft gelardeerd, doen wel afbreuk aan Hallo muur. Wie zoveel door elkaar drinkt, kan daar onmogelijk de volgende dag een magazijnlijst van opstellen. Maar we begrijpen wat Harmens zeggen wil: het was érg veel.
Verslaafden zijn vaak goed in het bagatelliseren van het probleem. Slagen er voor de buitenwereld in het monster in wiens klauwen ze geraakt zijn af te schilderen als een vriendelijke fee. Harmens behoort tot die categorie en heeft dat heel mooi beschreven. Je ziet hem stiekem naar het schuurtje sluipen om de lege flessen te verstoppen. Je moet glimlachen om de trucs die hij uithaalt om een ander het idee te geven dat hij pas aan zijn eerste pilsje is.
De ik-figuur doet zijn bekentenissen tegen een denkbeeldige muur. Vandaar de titel. In feite zijn u en ik, de lezer-luisteraar, die muur. Maar de muur staat voor méér. Zie het als de door de ik-figuur zelf opgerichte afbakening van zijn verslaving. Hij weet, zoals elke verslaafde het weet, dat minderen niet de oplossing is. Het is alles of niets: drinken of helemaal niet drinken. Dat glaasje wijn alleen bij het eten zijn er aan het eind van de week al twee. En dus is er de zelf gemetselde muur die Harmens nog eens prachtig laat terugkomen in de scène waarin hij met zijn gezin een tussenwoning betrekt waarbij aan weerszijden van de tuin de omheining ontbreekt. Dat is moeilijk wonen, je zo bespied te weten van beide kanten. Vanaf dat moment wordt dan ook het hoogste ideaal: een huis met een muur om de tuin.
Hallo muur