In dromen kan alles, de wetten van de logica gelden niet en de realiteit wordt op z’n kop gezet. Beelden en gebeurtenissen lopen in elkaar over en naar een verklaring hoeft niet te worden gezocht, want die is er niet. Net als in de gedichten in deze bundel waar Bindervoet de wetten van zijn eigen wereld maakt en met woord en beeld speelt. Dat begint al op de voorkant van de bundel, waar in de vreemde titel De droom van eb inkt diervoer de letters van de laatste drie woorden losraken en langzaam door elkaar naar beneden dwarrelen, tot ze weer samenkomen in de naam van de auteur. Ook de drie motto’s die de dichter voor deze bundel koos, gaan over dromen, waarvan de reclameslogan Turning reality into dreams is now in your hands! wel de meest toepasselijke lijkt.
In het lange gedicht Theorema – een vreemde titel in een dromenbundel, want een theorema is juist iets dat wel bewezen is – wordt de komst van de dichter aangekondigd, die de realiteit tot een droom zal maken. Hij belooft de wereld te veranderen in een luilekkerland. ‘Luister, kindertjes, / want de dichter komt.’ Via associaties van klanken en citaten wordt de dichter voorgesteld als een magiër, die iedereen een wereld voortovert die hij wenst. Maar het klinkt ook wat dreigend, als het sprookje van de Rattenvanger van Hamelen, die de kinderen meelokt, de berg in, vanwaar ze nooit terugkeren. De ironie die Bindervoet hanteert, maakt het gedicht dubieus, alsof de magiër in werkelijkheid een louche goochelaar is.
Spelen met taal
Hiermee is de toon van de bundel gezet. De dichter speelt met de taal, met de lezer, de typografie, in een uitbundige stoet van dromen, visioenen en nachtmerries. Een fragment uit het gedicht Recept voor een droom laat zien dat dromen en gedichten op dezelfde manier kunnen ontstaan en dat niets is wat het lijkt.
‘Dat je een afgehouwen oor tegenkomt
als bladwijzer
in een bijbel uit 1747.
De rest volgt vanzelf –
je komt ergens waar je
oorspronkelijk
niet heen wilde.
Je vindt niet wat je zocht,
iets waar je niet naar op zoek was.
Een geheim.
Een ander verhaal.
Iets anders, wat eronder ligt,
onder het object van verlangen.
Vrijheid.
Een proces.
Een vloeiende situatie
die je blindelings aanvaardt,
zonder morren,
zonder vragen te stellen,
probleemloos.’
Dronken feestgangers
Terwijl dit gedicht nog tamelijk eenvoudig en ingetogen is, zijn de meeste gedichten uitbundig en luidruchtig als dronken feestgangers. Van alle kanten spat het plezier van de gedichten af. Dat begint al met de titels: Icarus achter de kinderwagen, Krentenbollen en kadavers en Yankee phone home. Ook zitten er talloze verwijzingen in naar bestaande en fictieve personen en kunstwerken. Franz Kafka, Paul van Ostaijen, Salvador Dali: ze hebben allemaal op de een of andere manier een bijdrage geleverd aan de dromen die beschreven worden. Bindervoet beweegt zich in de taal als een kind in een speeltuin: vrolijk, speels en volstrekt eigenzinnig. Het procedé dat hij gebruikt, is ook te vinden in Finnegan’s Wake van James Joyce, dat door Bindervoet samen met Robbert-Jan Henkes vertaald werd: een bewustzijnsstroom van chaotische, op het oog ongestructureerde en verwarrende ellenlange zinnen, met woordgrapjes, opsommingen, herhalingen en absurde voorstellingen. Het heeft geen zin om te proberen overal een betekenis aan te hechten; beter is het om je te laten meedrijven met de stroom van woorden en beelden die Bindervoet over je uitstort.
Zoals niet alle dromen betekenisvol zijn, heeft de dichter ook kolderieke gedichten opgenomen die niet meer lijken te zijn dan een spel met klanken. Het gedicht Slaapliedjes is niet meer dan dat, een kinderrijmpje louter om het plezier van de nonsens, zoals Lewis Carroll ze schreef. Een van de strofen luidt, ‘Hypnos en Thanatos / Dat waren kannibalen / De ene vrat rinoceros, /De ander stoomgemalen’
Oneindige variatie
Hypnos en Thanatos zijn in de Griekse mythologie tweelingbroers en de personificatie van Slaap en Dood, maar behalve de titel van het gedicht is er weinig dat daarnaar verwijst. In het lange gedicht De bal, een odyssee over een voetbalwedstrijd zijn delen van woorden, letters en cijfers dan weer vet gedrukt, dan weer cursief, worden hoofdletters te pas en te onpas gebruikt en klinken woorden als POK, DOEF, TSJAK in navolging van Homerus:
‘zoals een oude bard het ooit verwoordde,
zelf van het kijken met blindheid geslagen,
zodat hij van klanken woorden maken moest,
de tekeningen van de branding op het
strand verbeeldend: siesoe, strss, rtsieurutss, oos!’
Bindervoet heeft een oneindige variatie aangebracht, niet alleen binnen de gedichten, maar ook in de keuze van de gedichten, waarbij steeds het droomthema terugkeert. Soms is dat geforceerd, zoals in het gedicht terugkerende droom, waarvan alle acht de strofen hetzelfde zijn: ‘ik zat in het café / waar ik altijd kom / en er was iets normaals aan de hand:’
Dit gedicht keert in een enigszins gewijzigde vorm terug in de bundel onder de titel terugkerende droom (2), ditmaal met acht keer de strofe: ‘ik zat in een café / waar ik nooit kom / en er was iets vreemds aan de hand’
Een aparte afdeling vormen de twaalf haiku’s die in het Engels geschreven zijn onder de titel Dublin Dreamorama. In haiku IV (Ely Place) ziet Bindervoet kans om zowel aan de Beatles als de Rolling Stones te refereren: Soft morning city / chill, after a hard day’s night: / A red door, ajar.’ De droom van eb inkt diervoer is een bundel om met eenzelfde plezier te lezen als waarmee hij geschreven is.