‘Literatuur veroorzaakt kleerscheuren’, zei Herm Pol een paar weken geleden tijdens de bespreking van een boek van Amélie Nothomb bij De Avonden. Een korte, krachtige én poëtische beschrijving van wat literatuur zou moeten doen en het geeft heel precies aan wat een van de problemen is van De aarde, de aarde, de nieuwste dichtbundel van Elly de Waard: geen enkel gedicht veroorzaakt zelfs maar een miniem scheurtje. Er zijn in deze bundel wel mooie, tere gedichten te vinden, zoals ‘Ach en wee’:
‘Zo mooi theekleurig
batisten zakdoekje
bemodderd en versleten
op de grond –
de draden van het weefsel
nog zo fijn getekend, rafels
gaatjes zelfs, verloren
in verdriet of misschien
weggesmeten, heeft zich
als afgevallen blad
vermomd’
Gedichten waarbij je je kunt voorstellen dat De Waard ze opschreef, direct na een wandeling, zittend achter een raam in een van die hoge kamers van het prachtig gelegen Vogelwater. Gedichten die je verwacht in een bundel met de titel De aarde, de aarde. Dat geldt zelfs voor een gedicht als ‘Fantasma’ dat gaat over windwijngaarden in Donzières. Geen onderwerp waar je in eerste instantie aan zult denken als onderwerp van een gedicht, maar Elly de Waard toont aan dat in de aarde gewortelde energiefabrieken prachtige gedichten kunnen opleveren.
Dat lukt haar niet met de aandelenhandel op het Damrak. Het onderwerp is net zo onverwacht, maar waar ´Fantasma´ wel overtuigt, doet ´Meesters van het geld´ dat niet. Het gedicht over de (wind)handel in het aardse slijk is – net als het onderwerp – te platvloers, te voorspelbaar. De mislukking wordt extra benadrukt, omdat het direct na het fijne ‘Ach en wee’ in de bundel is opgenomen.
Waarmee het andere probleem van deze dichtbundel is genoemd: willekeur. Willekeur in onderwerpen, maar ook – zo lijkt het – in de volgorde van de gedichten. De titel suggereert een samenhang die er niet is in of tussen de gedichten, maar er wel was geweest als ‘De meesters van het geld’, ‘Over ons land’ en ‘Dodenherdenking’ niet in de bundel waren opgenomen. Die drie gedichten vallen uit de toon, niet alleen vanwege het onderwerp, maar ook vanwege de kwaliteit en het ‘tegeltjeseinde’ dat deze gedichten hebben. ‘Over ons land’ eindigt bijvoorbeeld met:
‘Massale droefheid verbroedert
dat is het enige goede eraan.’
Een gedicht dat al niet al te sterk is, wordt zo nog treuriger. Deze drie niet passende, en enkele andere gedichten die ook aan een obligaat einde lijden, doen afbreuk aan een verder prettige dichtbundel. Naast ‘Ach en wee’ zijn er in De aarde, de aarde nog een aantal mooie gedichten te vinden zoals ‘Vannacht’, dat het gemis van een al lang geleden verloren geliefde beschrijft en het prachtige ‘Aan Ingrid Jonker’ (een Zuid-Afrikaanse dichteres):
Aan Ingrid Jonker (1933-1965)
‘Een dichter was je net als ik, geen dichteres
en lange tijd was je hier onbekend.
De wetten van je vader teên die swartmens
hielden ook jou apart – van ons met name.
Totdat je werk, dankzij Mandela, eindelijk openging.
Wij zijn familie, hebben voorvaders en strijdbaarheid
gemeen, wij spreken zustertalen. Over het wonder
van de jouwe ben ik nog steeds niet heen,
van afskeid, bitterbessie, en die kind, wat
doodgeskiet is bij Nuanga deur soldate.
Dat kind dat nu op reis is langs de noordrand
van je continent, waar jonge mensen overal
hún vrijheid eisen. Terwijl jij voor de tweede keer
Europa doet, glansrijk gedragen door de
Zwarte Vlinders, die je doen herrijzen.’
Tussen genoemde diepte- en bijna-hoogtepunten is in de bundel een klein pareltje verstopt: ‘Na het afscheid’. Een gedicht vol spetterende levenslust, direct na het treurige en zompige ‘In memoriam de iep’:
Na het afscheid
‘Groeien! schalt het tussen de stammen
Groeien! er is een gat gevallen!’
Je voelt het hele bos zich vol enthousiasme storten op het opengevallen iepengat en zo een treurig voorval omtoveren in een groen, glinsterend groeifeest. Als alle gedichten in De aarde, de aarde elkaar zo zouden hebben versterkt, zou de bundel dan wel een paar kleerscheurtjes hebben veroorzaakt? Vermoedelijk wel.