De recent verschenen roman Het verhaal van William van Pulitzerprijswinnaar Elizabeth Strout begint een jaar na de dood van David, een mank lopende cellist en tweede echtgenoot van de ik-figuur, schrijfster Lucy Barton. Met zijn dood komen de herinneringen weer boven aan haar ex-man, William, een academicus. Over William gaat dit boek, vanuit het gezichtspunt van Lucy, vanaf het moment dat hij negenenzestig jaar is.
Lucy Barton kent de doorgewinterde Strout lezer al van de boeken, Ik heet Lucy Barton en Niets is onmogelijk. Lucy heeft iets mysterieus over zich, waarbij het broeit onder de oppervlakte. Ze is onsentimenteel, onuitgesproken in haar behoeften. Strout verwijst in Het verhaal van William soms naar haar eerdere boeken: ‘Dat heb ik al eens gezegd’. Zo schept ze een band tussen haar boeken over Lucy en een eenheid in haar oeuvre.
Kleine en grote angsten
William is half Duits, half Amerikaans. Hij is voor de derde keer getrouwd met Estelle. Zij hebben samen een dochter, Bridget. Uit het huwelijk van Lucy en William zijn er twee dochters: Chrissy en Becka. William lijdt ’s nachts aan angstaanvallen. Sommige daarvan hebben te maken met de oorlog. Zijn vader was een Duitser en had in de oorlog gevochten aan de kant van de nazi’s. Andere angsten zijn gerelateerd aan zijn moeder, Catherine. Lucy is ook niet vrij van bange gevoelens sinds haar moeder haar langs de kant van de weg liet staan en wegreed. Ze wil zich ‘onzichtbaar’ maken – een omschrijving die doet denken aan de essaybundel Herinneringen aan mijn onzichtbaarheid van Rebecca Solnit. ‘Ze wil’, zo schrijft Solnit (Strout vult het niet in) ‘een zo klein mogelijk gebiedje dat niet opviel’ innemen om veilig te kunnen zijn.
In vergelijking tot William zijn het ‘kou en kiezeltjes angst’ waar ze zelf last van heeft. Of is het zo dat William een man van het kinderachtige soort is, die van een beetje een boel maakt? Terwijl Lucy door periodes van depressie gaat, haalt hij zijn schouders daarover op. Ze laat William gaan, en denkt: ‘Ach, William’ – wat een adequatere vertaling van de Engelse titel Oh William was geweest. Ook William zegt het: ‘Ach, Lucy’. Op momenten dat ze elkaar nog steeds na staan, alsof er spiegelneuronen werkzaam zijn.
Spiegelingen en harmonie
Op een gegeven moment vraagt William aan Lucy of ze met hem op zoek wil gaan naar het kind dat zijn moeder voor hem had bij een andere man. En dan komt het: zijn moeder had het kind, een meisje dat Lois Trask heet, achtergelaten om met zijn vader te gaan leven. Dat hebben we eerder gelezen. Lucy’s moeder reed weg, Williams moeder wandelde zomaar de deur uit en liet haar dochtertje achter. Bovendien doet het denken aan de manier waarop Estelle, Williams derde vrouw, hem verliet en daarvoor hoe Lucy hem had verlaten om zijn buitenechtelijke relaties.
Het zijn die grote en kleine spiegelingen die Strout zo vernuftig door haar verhaal weeft. William droomt op een nacht van hun baby Beckya. Op Luzy’s vraag of hij wel goed had geslapen, antwoordt hij: ‘Als een baby’. Het spiegelt ook een beetje de manier waarop ze als vrienden met elkaar omgaan; ‘voor ons klopte het helemaal’ meent Lucy op een gegeven moment, zoals ze denkt dat Houlton, een stadje ‘al jaren in harmonie was met zichzelf’. En de halfzus Lois, wanneer ze is gevonden, in harmonie was met zichzelf is, ‘zoals iemand is, denk ik, wanneer allebei zijn ouders van hem hebben gehouden’. Dit harmonieus-zijn, wat voor Lucy een gemis betekent, is een centraal thema in Strouts boeken. We komen het ook tegen in Olive Kitteridge (2015), waar Denise en apotheker Henry’s wezen zich even gemakkelijk met elkaar verbonden, ‘als aspirine met het enzym COX-2’.
Determinisme en vrije keus
Je kunt je afvragen, of het niet iets met determinisme te maken heeft, omdat William zich op een gegeven moment afvraagt: ‘Hoe vaak kiest iemand echt iets?’ Lucy had geen keus om haar gezin achter te laten, ze moest wel. William had naar eigen zeggen, geen keus om vreemd te gaan. Bovendien – zo lezen we – leek het huwelijk tussen Lucy en David, haar overleden tweede man, ‘made in heaven’. Je kunt je óók afvragen of dit ook voor de negatieve uitingen opgaat. Lucy’s schoonmoeder Catharine zegt bijvoorbeeld tegen haar: ‘Donder op!’ Haar dochter Chrissy (beide namen met een C) zegt tegen haar: ‘Ik kan je niet uitstaan’, zoals William opbiecht dat hij zijn moeder niet kon uitstaan. Inleven in elkaar lijkt niet de sterkste kant van de personages in Strouts roman. In die zin hebben ze allemaal een rafeltje, zijn ze allemaal gecompliceerde ‘round characters’.
Tot in detail vertelt Strout haar verhaal. Zo sabbelde William als kind op de kraag van zijn jas, en later op zijn snor. Een snor die hij op het eind afscheert. Je kunt als lezer lang op de betekenis hiervan kauwen. Valt wat je overkomt en wat je kiest niet gewoon soms samen, omdat het niet anders kan ? Zo is dit een boek dat je bijblijft, dat is een ding dat zeker is.