Het verleden wordt door mensenhanden gemaakt. Het is een sociale reconstructie, gebaseerd op gebeurtenissen die we belangrijk genoeg vinden om te onthouden. De Tweede Wereldoorlog is zo’n gebeurtenis. Over deze ontluisterende periode uit de westerse geschiedenis zijn al ontelbare verhalen geschreven, herinneringen genoteerd. Een hemel zonder vogels, waarin Esther Göbel het levensverhaal van de joodse Janny Moffie-Bolle uit Amsterdam optekent, vormt op dit corpus van verhalen een waardevolle aanvulling die je ? opnieuw ? met kippenvel en een gevoel van verbijstering achterlaat.
Het verleden dat Göbel schept ? in de eerste plaats gebaseerd op interviews met Janny Moffie-Bolle – bestaat uit vijf delen. Het eerste deel beschrijft het joodse leven in Amsterdam van vóór de oorlog. De warme sfeerbeschrijvingen laten zien hoe Janny opgroeit in een gegoede joodse familie en hoe de oorlog langzaam maar zeker het dagelijks leven binnen sijpelt: ‘Op de dag dat de Duitse troepen Nederland binnenvielen, waren mijn broer Jaap en ik thuis bij mijn ouders. Het luchtalarm ging af en we hoorden vliegtuigen overkomen. Kort daarna hoorden we dat Duitse troepen de grens waren overgetrokken. Dat gaf een unheimisch gevoel, voor iedereen: Nederland was in oorlog. Maar wat ik mij daarbij moest voorstellen, dat wist ik niet.’
Duitse maatregelen als het J-stempel, de gele ster, het Judenviertel, de oproepen voor joden om zich te melden voor tewerkstelling in Duitsland, het verbod voor joodse studenten om nog examens af te leggen en de ‘vrijwillige’ sterilisatie bij gemengd gehuwde joden, maken echter al snel duidelijk dat het menens is. In mei 1943 wordt binnen een week bijna heel Janny’s gezin gedeporteerd: broer Jaap (Sobibor), vader Levie (Auschwitz-Birkenau), broer Nico (Westerbork, Warschau) en schoonzusje Esther (Auschwitz-Birkenau), zus Martha en schoonbroer Leendert (Auschwitz-Birkenau). ‘Iedereen was weg, binnen een week. Ik kan het alleen maar zo achter elkaar vertellen, een andere manier is niet mogelijk. Dan komt het te dichtbij, dan ga ik kapot.’
In oktober 1943 begint Janny’s eigen oorlog. In een stijl die doet denken aan die van Primo Levi beschrijft Göbel hoe Janny, nadat ze vermomd is weggevlucht uit het Portugeesch-Israelitisch Ziekenhuis (PIZ), met haar man onderduikt. Het mag niet lang duren. In december ’43 worden ze opgepakt en weggevoerd naar Westerbork: ‘Overal hadden ze mensen vandaan gehaald, uit het Huis van Bewaring aan de Amstelveense weg en het bureau Weteringschans. Het was gewoon de ophaaldienst.’
Na Westerbork overleefde Janny vier kampen – Auschwitz-Birkenau, Gross-Rosen, Gräben en Bergen-Belsen. Door Göbels integere verslaglegging en Janny’s gedetailleerde herinneringen, ontstaat een sprekend beeld van een hoopvolle, jonge vrouw die in onmenselijke omstandigheden weet te overleven: ‘Ik heb nooit vogels horen fluiten in Birkenau. Misschien waren ze er wel, maar een beschrijving van dit kamp tart dermate het menselijk bevattingsvermogen ? daar konden gewoon geen vogels zijn.’ Ontluisterend is ook vooral de ontvangst die Janny als overlevende van de kampen in Nederland ten deel viel. Onbegrip, angst en weerstand zijn voelbaar bij de achterblijvers. Wie zijn die vreemde, uitgemergelde, kaalgeschoren wezens?
Gedurende het lezen van Janny’s belevenissen dringt langzaam het besef door: dit is het verschrikkelijke verhaal van één overlevende. Maar zo zijn er duizenden. Zoals bij iedere grote gebeurtenis komt er een moment dat de generatie die die gebeurtenis heel bewust heeft meegemaakt, langzaam ophoudt te bestaan. Voor de Tweede Wereldoorlog is dat moment nu aangebroken. Een hemel zonder vogels is een mensonterend verhaal, maar ook een unieke familiekroniek, die ons op een bijzondere manier de mogelijkheid biedt om de herinnering aan deze gebeurtenissen levend te houden.
Een hemel zonder vogels
Het aangrijpende levensverhaal van Janny Moffie-Bolle.
Auteur: Esther Göbel
Verschenen bij: Uitgeverij Balans (2010)
Prijs: € 18,95