Édouard Glissant – Veld van eilanden

Ongrijpbare samenhang in de gedichten van Glissant

Recensie door Daan Lameijer

In het jaar 2000 wordt ‘Herinnering aan Holland’ van Hendrik Marsman verkozen tot Gedicht van de twintigste eeuw. Het vers definieert het Nederland van toen ten voeten uit: weemoedig, gematigd, eensgezind en heldhaftig in de strijd tegen het water. Zou een dergelijke verkiezing worden gehouden in het Caraïbisch gebied, dan was Un champ d’îles van de in Martinique geboren dichter en literatuurdocent Édouard Glissant – vertaald als Een veld van eilanden door Jan H. Mysjkin – een grote kanshebber. De man die de term ‘Antillanité’ introduceerde, thematiseert de ongrijpbare identiteit, die op de Antillen, een smeltkroes van allerlei culturen, talen, religies en geschiedenissen, opgeld doet. Het werk geeft de Antillianen, die zich in hun eigen creoolse taal niet mochten uitdrukken, een stem. In het Frans nota bene, waardoor de Europese taal niet langer verdeelt en heerst, maar verbindt en schept. Het resultaat is een bundel met prachtige, raadselachtige poëzie en een iconisch motto: ‘Ik maak mezelf tot zee waarin het kind zal dromen.’

Identiteit en verbondenheid

In de proloog van Een veld van eilanden geeft Jan H. Mysjkin een heldere omschrijving van Édouard Glissants (1928 -2011) streven: ‘(…) de quasi-utopische vereniging van het Afrikaanse en het Europese erfgoed.’ Het is hem niet te doen om een kille afrekening met de koloniale mogendheden. Voordat Glissant in Parijs sterft, ziet Mysjkin kans hem persoonlijk te spreken over Un champ d’îles. De dichter drukt hem op het hart de bundel niet normaliserend te vertalen; Mysjkin dient grammaticale en semantische aanpassingen te vermijden, opdat de Nederlandse vertaling net zo meerduidig en rijk aan betekenis zal zijn als het Franse origineel. Hoewel het boek een compilatie is van vier hoofdstukken die elk op zich uit andere werken van Glissant afkomstig zijn, vertonen de verzen opmerkelijk veel samenhang. Telkens voelt, denkt en spreekt de Stem vanuit een Godperspectief, zij het eerder matriarchaal dan patriarchaal.

De inhoudelijke verbinding komt terug in de opbouw; de componenten gaan in een schier onoverbrugbare kloof toch de dialoog met elkaar aan. Aldus wordt de mythe van oorspronkelijkheid, mogelijk van mono-etnische afkomst, ontkracht: waar een stem ook vandaan komt, hij heeft de potentie in harmonie voort te leven te midden van steeds meer sprekers zonder continu terug te kijken naar zijn geboortegrond en ontstaansgeschiedenis. Hierover dicht Glissant: ‘Elk woord is een aarde waarvan de ondergrond moet worden doorwoeld waar een losse ruimte warm wordt gehouden voor het woord van de boom’
Identiteit ligt niet zozeer besloten in het isolement van de wortels, als wel in de open dialoog met de ander. Bovendien staat zij nooit vast, maar is zij altijd onderhevig aan verandering en ontwikkeling. Waar het verleden eenieder op zijn nostalgische Zelf terug werpt, behoort de toekomst iedereen toe. 

Postkoloniaal

Hoewel Glissants poëzie bij vlagen enigmatisch aandoet, is zijn werk doorspekt met maatschappelijk engagement. Hij pleegt weliswaar geen vergelding op de westerse kolonialen, maar hij benoemt de pijnlijke geschiedenis van zijn volk, die door thuisloosheid, onderdrukking en moord getekend is. Hij bezingt het noodlot van de negroïde bevolking die van de ene oceaanoever naar de andere werd verscheept, overgeleverd aan de genade van zee en zeeman: ‘Bloedige schoonheid van golven / O het is een wond een wond  / Waarin de hemel danst, plechtig en traag / Bij het zien van zulke naakte mannen’

Wat dikwijls op de loer ligt bij maatschappijkritische literatuur, is een belerende strekking die de affectieve werking van het geschrevene tenietdoet. Op virtuoze wijze omzeilt Glissant dit mankement door de natuur en de ontknevelde stem van de Antilliaan tot mondstuk van de kritiek te maken: ‘Oh je bent Stem, en hun hoogmoed zal verdrogen.’ Moraliserende vingerwijzingen zijn overbodig om de lezer te laten luisteren naar de boodschap van de zee, de wind, de geradbraakte akkers en de geroofde grondstoffen, die alle getuigen zijn van een bloedige geschiedenis. Zo zegt het hoofdstuk Een veld van eilanden, dat de gelijknamige boektitel draagt, over de ecocide: Het hele eiland is medelijden dat op het eigen lijf zelfmoord pleegt. 

Het vers Afrika (origineel: Afrique) koppelt deze uitbuiting van de natuur aan de genocide van hen die de exploitatie ten uitvoer moesten brengen: een slordige twaalf miljoen tot slaaf gemaakten. De Stem roept de natuur aan, als ware zij Vrouwe Justitia:’ ‘Neem de zee als weegschaal / en als gewicht het zwarte zout / ingezaaid door het bloed der volken / die allen omkwamen.’
Gerechtigheid geschiedde. De Stem neemt het voortouw en vertelt het verhaal dat nooit verteld mocht worden. Is dat een revanche? Nee. Het is een herstelde, zij het broze balans, waarna de vruchtdragende aarde hopelijk leven geeft aan iedereen en niet slechts aan de agressors: ‘mooie vrucht, en wie weet plukken we haar tot slot allemaal, wie weet.’ 

Nomadische aard van de poëzie

De meerduidigheid in het werk van Glissant verdient extra aandacht. Voor de fervente poëzielezer, die een gezonde dosis ambiguïteit weet te waarderen, is deze bundel een genot. Het hoofdstuk ‘De ogen de stem’ (les yeux la voix) neemt de lezer mee naar een muze die last heeft van haar geheugen. Daarna heffen de kapittels ‘Een veld van eilanden’ en ‘Afrika’ een liefdevolle klaagzang aan ter ere van hun volkeren en tot slot herstelt ‘Het ontvreemde oog’ (‘l’oeil dérobé’) de chaos. Glissant is wars van geijkte, westerse poëtische conventies: vaste rijmschema’s en strakke metrums ontbreken, de verhaalontwikkeling is eerder cyclisch dan lineair en een duidelijk afgebakende structuur is afwezig. Bovendien belichaamt de natuur geen idyllisch ideaal uit de herderspoëzie, waarin lieflijkheid en vrede de boventoon voeren. Daarnaast is zijn woordgebruik dermate associatief, dat iedere poging tot een dieper begrip leidt tot betekenisverruiming. Zo merkt Glissant op: ‘Welke onbuigzame gedachte loopt door / de vezels de sappen de spieren / werd uit pijn een woord gemaakt / een nieuw woord dat zich vermenigvuldigt’

Het is bijkans onmogelijk de gedichten sluitend te interpreteren, het verwordt al snel tot definiëren. Een definitie staat nauwelijks verandering toe, want zij stelt vast, schept orde en loopt dood. Glissant lijkt dit procedé ten koste van alles te willen voorkomen. Daar spreekt eerbied uit voor de literatuur, die volgens hem evenals de creoolse identiteit uit meerstemmigheid en chaos bestaat. Wie de poëtische kluwen van Glissant probeert te ontwarren, zoekt het geheim tevergeefs. Ondoorgrondelijk is misschien wel de beste typering voor Glissants poëzie; de dichter trekt de grond onder de voeten van de lezer vandaan door te verhalen over de tot slaaf gemaakten die hun grond daadwerkelijk verloren. Zo maakt hij de reislustige lezer deelgenoot van de ontworteling die zo velen hebben moeten doorstaan. De bestemming voor de nomadische mens is ongewis: ‘Wie bemint is rondtrekkend onkruid.’ Een veld van eilanden heeft de mens lief en verloochent grenzen. Hoe vaak in de koloniale geschiedenis was dat niet andersom?

 

Omslag Veld van eilanden - Édouard Glissant
Veld van eilanden
Édouard Glissant
Vertaling door: Jan H. Mysjkin
Verschenen bij: Uitgeverij Vleugels
ISBN: 9789078627876
64 pagina's
Prijs: € 22,35

Meer van Daan Lameijer:

Recent

23 maart 2023

Elke editie is een verrassing en nodigt uit tot kijken lezen kijken

Over 'Kluger Hans #43 / Huid' van Redactie: Yasmin Van 't Veld, Dorien Couton, Hans Depelchin e.a.
21 maart 2023

Alles geschreven...

Over 'Cinemascope' van Gerrit Brand
16 maart 2023

Diepzinnigheid in weerbarstige verhalen

Over 'Kilometer 101' van Maxim Osipov
14 maart 2023

Gümüşay wil geen intellectuele poetsvrouw meer zijn

Over 'Spreken en zijn ' van Kübra Gümüşay

Verwant