Wonderlamp van Désanne van Brederode is een verslag van een reis met haar zoon naar Israël en de Palestijnse gebieden. Zoals uit de titel mag worden afgeleid, speelt Aladdin in haar verhaal een belangrijke rol. Hij drijft in Bethlehem een winkeltje dat het ik-personage bezoekt en werpt zich op als hun gids. Hij leidt ze naar toeristische trekpleisters zoals de grot waar Arafat zich verborgen heeft gehouden. Langzamerhand ontwikkelt zich een vriendschap tussen beiden, hoewel zij op haar hoede blijft.
Door haar reisverslag weeft ze persoonlijke anekdotes, sprookjes, en herinneringen aan haar huwelijk met de vader van haar zoon. De scheiding was niet haar keus, ze schrijft met mededogen en heimwee over haar huwelijk, het leven daarna heeft ze nog niet helemaal op orde. Ze toont zich gevoelig voor de charmes van Aladdin. Wanneer ze weer in Nederland is, krijgt ze via via een olielampje uit de winkel van Aladdin in bezit. Dat lampje, hoe kan het ook anders, blijkt magische krachten te hebben. Aanleiding om te filosoferen over persoonlijke gebeurtenissen zoals de scheiding, haar relatie met haar zoon, het moeizame huwelijk van haar ouders, haar relaties met andere mannen en over de Syrische vluchtelingen die ze kent.
Het is bekend dat Van Brederode religieus is, evenals haar vader dat was: een pastor, een jezuïet, die zijn hele leven werkzaam was als ‘opfleurwerker’. Haar bezoek aan Israël roept allerlei religieuze gedachten bij haar op, vooral over de functie van het Christendom in de moderne tijd. De brieven van de apostel Paulus intrigeren haar en brengen haar op het idee om een roman over hem te schrijven. Al vrij lang heeft ze een fascinatie voor Paulus, ze voelt zich verwant met zijn opvatting over vriendschap en liefde. Ze onderbreekt dan ook haar reisverslag om een deel van haar boek aan hem te wijden en daarmee het begin van haar voorgenomen roman over hem te schrijven.
Hoewel Wonderlamp een reisverslag is, is het ook en vooral een episode uit het leven van (het alter ego van) de schrijfster. De hiervoor genoemde verschillende elementen weet zij, als vanzelfsprekend onderdeel te laten zijn van haar verhaal. Ze is een begenadigd verteller en weet je mee te nemen in wat ze meemaakt, in haar religieuze belevingen. Haar persoonlijke ontboezemingen, de filosofische vragen die zij oproept, hebben vaak betrekking op geloof, hoop en liefde in al zijn verschijningsvormen. Wat dat laatste betreft schrijft ze bijvoorbeeld over een bejaarde die op een bruiloft van een kleinkind onvoorwaardelijk en zonder ironie in gelukkige liefde gelooft: ‘En niet omdat zulke huwelijkse liefde ook maar ergens op aarde voorkomt (…) maar omdat het woord liefde de vonk van de verbeeldingskracht zowel ferm oppookt als teder verandert in haar tegendeel: in overvloedig, overstromend bluswater dat de pijn kan doven in de ongeneeslijke schroeiplekken die de desillusie nu eenmaal achterlaat.’ Een bijzondere omschrijving van liefde. Of wanneer ze het over haar zoon heeft: ‘Hoe vreemder mijn zoon me is, hoe weidser mijn dankbaarheid. Een uitzicht in zichzelf.’
Wel blijft er iets knagen wanneer je het boek uit hebt. Dat heeft te maken met het caleidoscopische karakter van het boek: het is zoals gezegd een reisverslag en een roman, maar omvat ook autobiografische elementen, afgewisseld met sprookjes en filosofische bespiegelingen. Dan wordt het eerste en derde deel ook nog eens onderbroken door een ‘brief’ aan (S)Paulus, wat de consistentie van het boek niet ten goede komt. Qua compositie kan Wonderlamp dan ook een wonderlijk boek genoemd worden.