Krisztina de Châtel is een in Hongarije geboren choreografe die in de jaren zestig naar Nederland kwam om dans te studeren bij Koert Stuyf. In 1976 richtte zij haar eigen dansgroep op die tot 2009 bestond. Haar choreografieën worden gekenschetst als minimale dans: met zo min mogelijke beweging zoveel mogelijk uitdrukken.
Nu ze ruim in de 70 is, vindt ze het tijd om haar leven en werk te boek te stellen. Daartoe vroeg ze in het voorjaar van 2015 aan Désanne van Brederode dat boek te schrijven en wel vanuit een filosofisch perspectief. Van Brederode – zelf filosofe – had haar al eens geïnterviewd voor een filosofisch tijdschrift. Dat was haar goed bevallen en ze heeft de uitnodiging dan ook aanvaard.
Biografie?
Een biografie moet het niet worden, vond De Châtel, en dat is het dan ook niet. Bedoeling is om te laten zien ‘hoe leven, dans en denken als eenheid kunnen worden opgevat’ en daarin is Van Brederode geslaagd. Ze laat zich weliswaar leiden door wat De Châtel haar vertelt, raadpleegt geen andere bronnen, maar ze houdt de nodige afstand tot haar personage, ze betrekt de lezer bij het proces van totstandkoming van het boek, ze schrijft haar eigen ervaring op en beschrijft haar relatie met De Châtel. Wanneer Van Brederode bijvoorbeeld na een gesprek met De Châtel even niet van zich laat horen, mailt De Châtel en vraagt of er iets aan de hand is. Nee dus, Van Brederode heeft ook andere dingen te doen, het is niet zo dat zij altijd maar voor haar klaar zit. Ze is zich bewust van het belang dat De Châtel heeft bij het boek en tegelijk van haar eigen reputatie als romanschrijver.
Daar is Van Brederode goed uitgekomen, ze schrijft mooi, weet de lezer te interesseren voor het leven en vooral voor het werk van De Châtel, ook al ben je geen dansexpert.
Dans
De meeste balletten die De Châtel heeft gemaakt worden gekenmerkt door minimale, strakke en abstracte choreografieën. Ze voelt zich ook thuis bij de minimale muziek van haar tijdgenoot Philip Glass, op wiens muziek ze ook een ballet heeft gemaakt. Als haar meest karakteristieke gestiek wordt vaak het schoepenrad genoemd: een beweging van de ‘uitgestrekte hand, horizontaal ten opzichte van de pols en met naar boven gekeerde handpalm.’ Zelf noemt ze het ‘een denkend bewegen, een bewegend, beweeglijk denken.’
De essentie van haar choreografie is de beheersing en verovering van de ruimte. De Châtel werkte graag met beeldende kunstenaars zoals Peter Vermeulen en Peter Struycken om haar balletten vorm te geven in de ruimte.
Enkele van haar belangrijke balletten zoals Lines (1979), Thron (1984), Föld (Hongaars voor ‘aarde’, 1985), Waltz (2010), Infinite (2011) worden in dit boek uitvoerig besproken, voer voor dansliefhebbers! Zo ook Staunch (1987), een choreografie voor het Holland Festival en opgedragen aan haar grote liefde Henne Boskamp, live begeleid door slagwerkers uit Afrika.
Ze schreef ook balletten voor en uitgevoerd door psychiatrische patiënten, en voor mannen die in hun jeugd ernstig seksueel beschadigd zijn (titel van het ballet: Stuk): geen professionele dansers dus. Ze koestert de herinneringen eraan: ’ik hoef er maar aan terug te denken of ik voel stille tranen branden.’ Ook voor vuilnismannen schreef ze een ballet, heel bijzonder.
Denken
De Châtel heeft een grote belangstelling voor filosofie, wat gestimuleerd is door haar leermeester Koert Stuyf, die zijn trainingen regelmatig onderbrak voor filosofische beschouwingen. Later bracht de filosoof Jan Flameling haar in aanraking met Nietzsche.
Jarenlang volgde ze cursussen bij Flameling. Daarmee begon een nieuwe liefde; beweringen en aforismen van Nietzsche fungeren voor haar als een soort werkhypothesen bij het maken van ballet. Ieder hoofdstuk opent met een motto of een lang citaat van Nietzsche. Wat trekt haar zo aan in zijn gedachtegoed?
Dans heeft voor De Châtel onder meer te maken met het spanningsveld tussen lichaam en geest. Nietzsche opende haar ogen voor een daaraan verwant spanningsveld tussen het dionysische en het apollinische. Wil een kunstwerk esthetisch kunnen boeien, willen aanspreken, dan moet het zeggingskracht hebben. In die zin moet de kunstenaar ‘boven die wilde, kokende, overlopende vloed aan dionysische emoties staan dat hij ze uit die donkere lava van het al te persoonlijke naar boven kan trekken, om ze dan ambachtelijk om te smeden tot een aansprekend, harmonieus, helder en mooi beeld.’
Leven en karakter
Ook het leven en karakter van Krisztina de Châtel komen uitvoerig aan bod. Haar vertrek uit Hongarije, haar huwelijk met, en scheiding van de Duitser Norbert Schmitz (noodzakelijk om Hongarije te kunnen verlaten, ze vertelt er smakelijk over), de relatie met haar leermeester Koert Stuyf (die haar op straat niet meer groette toen ze had besloten haar eigen weg te gaan), haar grote liefde voor Henne Boskamp, die ze in 1980 leerde kennen via een van zijn kinderen en die in 1987 is verongelukt.
Van Brederode is er in geslaagd een bijzonder en boeiend boek te schrijven over deze getalenteerde choreografe.