Wat maakt een huis tot een thuis? In Onroerend goed, het derde deel van haar autobiografische essaytrilogie, verkent Deborah Levy de betekenis van ergens wonen. Behalve een daadwerkelijk bestaande woonplaats, staat het huis als metafoor voor een zelfstandig, creatief leven als een vrouw van middelbare leeftijd. Maar wat gebeurt er als het gedroomde huis niet overeen wil komen met de werkelijkheid? Van origine toneelschrijfster, Deborah Levy (1959), publiceerde drie bundels korte verhalen, een gedichtenbundel en acht romans. In 2014 verscheen Dingen die ik niet wil weten, het eerste deel van haar essaytrilogie, en in 2019 het tweede deel De prijs van het bestaan. Daarin vertelt Levy over haar schrijvend leven als een gescheiden moeder van twee jonge kinderen, wonend in een aftandse flat in Noord-Londen. Onroerend goed bouwt verder op de thematiek van de twee eerdere autobiografische essays. Levy, nu bijna zestig, wordt geconfronteerd met de volgende veranderingen in haar leven.
De lange weg van vrouwen
Haar jongere dochter gaat het huis uit en Levy blijft met een bananenplant alleen achter. Haar dromen heeft ze nog: een ‘ingebeelde eigendomsportefeuille’ die ze vult met een oud huis met een granaatappelboomgaard en uitzicht op de zee en voorwerpen die dierbaar voor haar zijn. Als tussentijdse oplossing huurt ze een schuur waarin ze kan schrijven. Maar ook dat blijkt tijdelijk: de krasse eigenares in wier tuinschuur Levy schrijft verkoopt haar huis en Levy moet uitwijken naar een nieuwe schuur. Dat gaat niet zonder horten en stoten, want eerst moet ze haar bezittingen uitspitten. Die brengen oude herinneringen naar boven die haar bewust maken van de lange weg die vrouwen moeten afleggen om een zelfstandig bestaan te leiden en niet louter ‘voor het geluk van anderen’ leven.
Ze reist naar een literair festival in Mumbai, naar Parijs waar ze een fellowship heeft, naar Berlijn om een vriendin te ontmoeten en naar een villa in Griekenland. Onderweg laat ze zich gidsen door de werken van onder meer Virginia Woolf, Marguerite Duras, Georgia O’Keeffe en James Baldwin, net zo goed als door vrienden. Aan kritische vriendinnen heeft ze geen gebrek, maar het is de ultiem relaxte ‘beste mannelijke vriend’ die haar de nodige spiegel voorhoudt. Terwijl hij, net zoals zij, een bende van zijn leven maakt, ziet Levy aan hem wat zij niet is. ‘Hij en ik [zaten] aan elkaar vast, in voor- en tegenspoed, armoede en rijkdom, in ziekte en gezondheid.’
Een parallel leven
In een interview merkte Levy op dat haar boeken geen manifesten zijn, ondanks dat ze veel over de positie van vrouwen schrijft en vaak gezien wordt als een feministische schrijfster. Haar essays zijn herinneringen, memoires, gebaseerd op de persoonlijke situatie van een ik-verteller die op Levy lijkt maar niet met haar samenvalt. In Onroerend goed gaat het dan vooral om de omstandigheden waarin een ouder wordende vrouw leeft en droomt. Haar ingebeelde huis is een bescheiden utopie, een droom met ongeveer realistische afmetingen, een plek waar zich thuis en warm te voelen – een droom die er is om oude dingen in een nieuw licht te kunnen zien. Die droom heeft ze hard nodig:
‘“Sterker nog,” zei ik, “ik draag dat huis al mijn hele leven met me mee.”
“Dat moet loodzwaar zijn,” luidde Agnes’ reactie. “Waarom laat je het niet los?” Ik gebaarde met mijn sigaret naar haar voeten. “Nooit! Als ik dat huis niet had om naar uit te kijken zou ik instorten.”‘
Parabel over een schrijvend leven
Het gedroomde huis, ofwel het ‘ingebeelde eigendomsportefeuille’, verleent onderdak voor al haar spullen. De revue passeren caractèreschoenen, zijden nachtponnen, houten speelgoedpaarden, elektrische fietsen – en die ene bananenplant, die volgens haar dochter ‘het derde kind’ is. ‘Ik was spullen voor een parallel leven aan het verzamelen, of een leven dat nog niet was geleefd, een leven dat nog gecreëerd moest worden. In zekere zin leken deze voorwerpen op de vroege versies van een roman.’
Zo wordt Onroerend goed – naast al het andere – een boek over een boek, of een boek in een boek. Dat maakt deze afsluiting van Levy’s essaytrilogie tot een slim parabel over een schrijvend leven, waarin dromen kans maken om werkelijkheid te worden – als tekst. Maar Levy laat niet bij een literair-filosofische verkenning naar de reikwijdte van literatuur. Zij zet zichzelf met al haar grillen en onhebbelijkheden in het spel. Dat maakt Onroerend goed tot een uiterst benaderbaar én smeuïg verhaal, waarin je als lezer de stem van Levy hoort, in alle toonaarden.