In deze boeiende historie laat de intieme ontmoeting tussen een oudere Amsterdamse schilder en de Deense Else lang op zich wachten. Eerst heeft De Moor nog het nodige te vertellen over het leven van de hoofdpersonen in de zeventiende eeuw. Mooie sfeerbeelden gebruikt ze daarbij van de oorlogsbodems in de haven ten tijde van de Republiek, de pest, die door de stad rondwaarde en bovendien komen we veel te weten over het wezen van de schilderkunst, namelijk over gebruik van het licht.
We maken eerst kennis met de bekende, maar niet met name genoemde, meester die op Justitiedag, de dag waarop misdadigers ter dood werden gebracht, vanaf de Rozengracht door de binnenstad naar de Warmoesstraat loopt om daar verf te kopen. Hij mijdt de Dam om geen getuige te hoeven zijn van de ophanging van het meisje Else, dat een pensionhoudster – in zeventiende-eeuwse termen een slaapvrouw – heeft doodgeslagen. U vraagt zich natuurlijk af hoe dat meisje en de schilder elkaar dan konden ontmoeten, maar de oplossing volgt aan het einde van het boek. De oude meester heeft het inmiddels niet gemakkelijk: zijn groepsportret is door de burgemeesters afgekeurd, hij is vanwege geldgebrek uit zijn huis in de Breestraat gezet en zijn tweede vrouw Ricky is niet lang geleden aan de pest bezweken.
Na enkele hoofdstukken schakelen we over naar Jutland, waar het meisje Else Christians in een stiefgezin woont. Else wordt niet duidelijk gekarakteriseerd, zeker niet in psychologische zin. Ze verlaat haar vriendje en gaat haar stiefzus achterna die al eerder naar Amsterdam is vertrokken.
Bijzonder aan dit boek is de compositie. Het verhaal wordt niet van begin tot einde verteld, maar eerst wordt de grote lijn neergezet en die wordt stukje bij beetje ingekleurd, waarbij steeds wordt teruggegrepen naar eerdere episoden, hetgeen, met een ontmoeting nog in het vooruitzicht, geen afbreuk doet aan de spanning.
Details geven een boeiend inkijkje in het dagelijks leven, zoals in dat van de beul, die op zijn slachtoffer staat te wachten. Hij neemt een haal van de pijp van de gevangenisbewaarder en denkt aan een conflict met de Haarlemse chirurgijns. ‘Het gilde maakte er bezwaar tegen dat hij de geneeskunst aan het uitoefenen was. Zo, en wat was daar dan wel op tegen? Laatst, zou hij hen onder de neus wrijven, had hij bij een bijzonder ongelukkig in haar keuken uitgegleden vrouw de schouder weer in de kom gedrukt, akkefietje van niks, nog diezelfde week had hij bij een hevig kermende meneer koeltjes, met wetenschappelijke precisie een dubbele beenbreuk weer volmaakt passend op elkaar gezet.’
De Moor brengt het verhaal als een verslaggever. Zij ziet onder andere neer op de slaapvrouw en haar belaagster. ‘Twee vrouwen, allebei aan het eind van hun leven. Terwijl de oudste vrouw er al heel slecht aan toe is, maar nog wel de kracht heeft om het op een schreeuwen te zetten, bevindt de jongste zich in haar element.’
Haar beschrijvingen klinken als het resultaat van een studie: ‘De schilder is er niet bij geweest toen zijn vrouw, in de ochtendschemering van maandag, stierf. Alles wijst erop dat hij niet heeft kunnen aanzien hoe ze tot in haar laatste ogenblikken op redding heeft gerekend.’
Af en toe loopt ze vooruit op de gebeurtenissen, bijvoorbeeld als Else per schip op weg is naar Amsterdam. ‘Hoe zou ze kunnen vermoeden dat ze in werkelijkheid niet op weg is naar een vertelling, maar naar een tekening, inkt op papier?’
De Moor neemt het niet zo nauw met de historische werkelijkheid. De tijd is van ondergeschikt belang. Vincent van Gogh komt af en toe langs en ook de vernieler van een schilderij in Leningrad in 1985 wordt genoemd. Ook in de taal veroorlooft ze zich veel vrijheid, bijvoorbeeld als Else tijdens haar reis een Hollandse ontmoet. ‘Ze onderhielden zich met elkaar alsof ze in zo’n handig boekje ‘Deens- Koeterwaalshollands op reis’ het hoofdstukje ‘Vrienden maken’ hadden opengeslagen.’
Het boek is stijlvol geschreven. De Moor heeft zich bekwaam gedocumenteerd.
In een aantekening op het eind zegt ze hoe ze aan haar onderwerp is gekomen. Behalve bij verhalen over het meisje vond ze ook haar inspiratie bij Rembrandt van Rijn.