Volgens de achterflap hebben we te maken een doctoraalscriptie, die de Scriptieprijs van de Stichting Lezen 2007 heeft gewonnen. Dat maakt meteen al nieuwsgierig, want zoveel scripties krijgt de gemiddelde lezer niet onder ogen. Ook het onderwerp over het reilen en zeilen tijdens de Tweede Wereldoorlog van de Arbeiderspers, die nauw verbonden was met de sociaal-democratische SDAP, boeit bij voorbaat. Bij mij kwam meteen de vraag op hoe het mogelijk was dat een socialistische uitgeverij ging samenwerken met de nazi’s. Frederike Doppenberg heeft het functioneren van de uitgeverij zeer gedegen onderzocht met als resultaat een boek met een uitgebreid notenapparaat en zelfs de complete fondslijst van de uitgeverij in de oorlogstijd. Soms vond ik het wat te gedetailleerd voor een boek. In het Tot slot vat ze alles in zo’n tien bladzijden nog eens samen en in de Verantwoording laat ze weten dat er nog een uitgebreide toelichting op haar werkwijze te vinden is in haar scriptie, die zich in de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam bevindt.
Na een bespreking van de nationaal-socialistische literatuurpolitiek, die vooral het volkse en het positieve wilde benadrukken en sterk doet denken de opvattingen van Rita Verdonk in onze tijd, komt Doppenberg in hoofdstuk twee bij het dilemma waar de Arbeiderspers in het begin van de bezetting voor stond, namelijk of men de supervisie moest accepteren van de nationaal-socialist Rost van Tonningen en zijn adjudant Kerkmeester, die door de nazi’s aangesteld werden om toezicht te houden op zowel de partij, dagblad Het Volk als op de boekenuitgeverij. Volgens Doppenberg bestond er na de benoeming van Rost van Tonningen geen eenstemmigheid over het precieze verloop van de gebeurtenissen. Algemeen directeur Van der Veen pleegde zelfmoord en partijvoorzitter Koos Vorrink sprak zich uit tegen samenwerking. Willem Vliegen achtte het echter verstandiger om door te gaan om de positie van de SDAP te consolideren. Opheffing van organisaties als de Arbeiderspers en de Vara zou de continuïteit na de oorlog bemoeilijken. Vliegen stelde dat hun lezers wijs genoeg waren om de veranderde verhoudingen te doorzien en besliste de kwestie in zijn voordeel. De nationaal-socialisten zagen in de Arbeiderspers een spreekbuis voor hun ideeën en stelden het voor dat zij het ware het socialisme vertegenwoordigden. Rost van Tonningen deed het zelfs voorkomen dat de Nederlandse zelfstandigheid gewaarborgd zou zijn als men voor samenwerking koos. Af en toe liet men uitgaven van ongewenste schrijvers passeren om de lezers niet teveel af te schrikken en kwijt te raken. Niet iedereen ging mee. Sommigen namen met een opgelucht gevoel ontslag, anderen stapten over naar Singel 262 en zetten tot het verbod in mei 1942 de succesvolle ABC-reeks voort.
De nieuwe directeur Schuhmacher moest laveren tussen economie en ideologie. Hij wist de boekenuitgeverij overeind te houden temidden van censuur door nationaal-socialistische ambtenaren, papierschaarste, transportproblemen en stroomgebrek, waardoor men tenslotte handmatig de persen moest bedienen. Daarnaast zorgde hij ervoor dat zijn personeel vrijstelling kreeg van de Arbeitseinsatz en regelde hij voedsel voor hen. Onder zijn leiding verschoof het accent naar fictie om de non-fictie te bekostigen. Het waren de hoogtijdagen van de Friese literatuur. Streekromans pasten uitstekend in het ideaal van volkse literatuur. Ook boeken als Veel groenten van weinig grond deden het goed.
Desondanks verloor men dramatisch veel klanten in het begin van de oorlog. Dat werd in de latere jaren grotendeels werd goedgemaakt door de succesvolle ARBO-reeks die tegemoet kwam aan enorme leeshonger in de oorlogsjaren. Door het eigen distributienetwerk met colporteurs en eigen winkels had men een voordeel op andere uitgeverijen.
Volgens Doppenberg publiceerde bij de uitgeverij zowel socialistische als nationaal-socialistische schrijvers. Achteraf is het soms moeilijk te bepalen waarom een schrijver als ongewenst werd bestempeld. Doppenberg citeert Sjaak Hubregtse, die schrijft:
‘Wat is hier aan de hand? Niets wijst erop dat Rost van Tonningen en Kerkmeester onnozele domkoppen waren. Hadden ze zoveel vertrouwen in Schuhmacher dat hij, behoedzaam en slim, gewoon zijn gang kon gaan? Interesseerde het hen niet, of hadden ze het te druk? Waren ze zo bang de socialistische doelgroep van zich te vervreemden dat ze haar liever voorzagen van socialistische literatuur dan nationaal-socialistische? Of is hun herhaalde uitspraak ‘dat ze eigenlijk ook socialist zijn’ op ironische wijze waar?’
Volgens Doppenberg was het niet waarschijnlijk dat er een nationaal-socialistische strategie zat achter het uitgeven van boeken van ongewenste auteurs. Het hing allemaal van toeval aan elkaar.
Schuhmacher kreeg na de oorlog veel kritiek te verduren, omdat hij verantwoordelijk was voor de nationaal-socialistische uitgaven. Een schorsing op zijn vakgebied voor drie jaar werd door het personeel ongedaan gemaakt, maar hij kreeg wel ontslag bij de Arbeiderspers.
Doppenberg geeft een aardig inkijkje in de wereld van een uitgeverij, die volgens haar niet alleen de geschiedenis volgt, maar die met haar uitgaven ook máákt. Tijdens de oorlogsjaren was een eigen beleid door alle gekonkel en gekronkel moeilijk te voeren.
De cruciale vraag blijft voor mij nog steeds of de Arbeiderspers wel door had moeten gaan. De uitspraak van Schuhmacher, weergegeven in de titel, laat weinig ruimte voor een andere afweging. Het zou interessant zijn als de kwestie, ook in vergelijking met andere uitgeverijen, nog eens nader zou worden onderzocht.
Door Rein Swart
Frederike Doppenberg, De Arbeiderspers moest blijven marcheeren. De Arbeiderspers, paperback, 240 p., € 19,95