Het is dit jaar 150 jaar geleden dat de Franse schrijfster Colette werd geboren. Ter gelegenheid daarvan geeft uitgeverij Van Maaskant Haun een aantal van haar werken uit in een nieuwe vertaling. In haar tijd was Sidonie-Gabrielle Colette (1873-1954) al een zeer markant en vrijgevochten figuur. Ze droeg graag herenkostuums en was de eerste Franse schrijfster die een staatsbegrafenis kreeg. Aanvankelijk schreef ze onder de naam van haar (veel oudere) echtgenoot, maar na haar scheiding schreef ze verder aan een indrukwekkend oeuvre, waarbij ze uitsluitend nog haar eigen achternaam gebruikte.
Het hoofdpersonage in Claudine op school is al net zo’n vrijbuiter als Colette zelf was. De hele Claudine-serie bestaat uit vier delen en is grotendeels autobiografisch. Op het omslag van Claudine op school is een foto te zien van Colette aan haar schrijftafel. In dit eerste deel van de serie maken we kennis met Claudine, een vijftienjarig meisje uit Montigny-en-Fresnois in de Bourgogne. Haar moeder is overleden en haar vader ‘ziet niets en bemoeit zich nergens mee, hij heeft alleen aandacht voor zijn werk’. Claudine kan daardoor doen en laten wat ze wil.
Verliefd
Vanuit een ik-perspectief volgen we het wel en wee van een Franse puber rond 1900. Het boek wordt door Claudine zelf een dagboek genoemd en het leest ondanks het gebrek aan dag- of datumaanduidingen inderdaad als een dagboek. Claudine zit op een meisjesschool waar ook meisjes wonen, als op een kostschool. Er wordt een nieuw schoolgebouw gerealiseerd waarin de meisjesschool en de jongensschool uit het dorp gehuisvest zullen gaan worden en de verwachtingen daarover zijn bij beide groepen hooggespannen omdat de mogelijkheden voor contact met de andere sekse daardoor vergroot worden. Claudine en haar vriendinnen mogen helpen met het opruimen van de zolder van het oude schoolgebouw en doen daar opmerkelijke vondsten, zoals wat seksueel getinte lectuur die tot grote hilariteit leidt en waarvan de oorspronkelijke eigenaar uiteraard onbekend blijft. Claudine op school speelt zich af in het examenjaar van Claudine.
In dat jaar verschijnt er een nieuwe hulponderwijzeres die slechts vier jaar ouder blijkt te zijn dan zijzelf. Deze juffrouw Aimée is de assistente van de strenge juffrouw Sergent (bijgenaamd ‘de Rooie’). Claudine wordt halsoverkop verliefd op Aimée en weet te regelen dat ze privé bijles Engels van haar krijgt. Wanneer juffrouw Sergent daar lucht van krijgt, brengt ze Aimée (uiteindelijk succesvol) op andere gedachten door haar zelf haar liefde te verklaren. In het boek vertelt Aimée aan Claudine welke woorden juffrouw Sergent daarvoor gebruikt heeft:
‘”Liefje van me, zie je dan niet dat je mijn hart breekt met je onverschilligheid? Lieveling, hoe is het mogelijk dat je niet hebt gemerkt hoeveel genegenheid ik voor je koester? Mijn kleine Aimée, ik ben jaloers op de liefde die je voor die hersenloze en waarschijnlijk ook ietwat gestoorde Claudine voelt… Al heb je alleen maar geen hekel aan me… O! Als je maar een heel klein beetje van me zou kunnen houden, dan zal ik een zo liefdevolle vriendin voor je zijn als je je maar kunt voorstellen…”’
Rode oortjes
Het is van belang om je als lezer te realiseren dat de hele romancyclus over Claudine indertijd met rode oortjes gelezen werd. De ontluikende seksuele gevoelens bij Claudine en haar vriendinnen en de lesbische relaties tussen docenten en soms ook leerlingen zorgen voor een wat broeierige sfeer. De inwonende juffrouwen flikflooien er zelfs onder schooltijd achter gesloten deuren op los en Claudine gebruikt die wetenschap maar al te graag om ongestraft haar gang te kunnen gaan op school. Het is niet het enige gedrag dat de lezer de wenkbrauwen doet fronsen. Zo blijkt ook schoolinspecteur Dutertre een oogje te hebben op Claudine. Hij verklaart haar op niet mis te verstane wijze zijn passie, maar Claudine vat de situatie – die in onze tijd als zeer ongepast en strafbaar zou worden beschouwd – op als een avontuur:
‘”O, lief, betoverend meisje, waar ben je bang voor? Voor mij hoef je toch niet bang te zijn? Ik ben toch geen ploert? Je hebt niets van me te vrezen, niets. Kleine Claudine, wat ben je mooi, met die warmbruine ogen en die wilde krullen! En je hebt vast een lichaam als een aanbiddelijk beeldje…” Met een ruk komt hij overeind en omhelst en kust me; ik heb niet de tijd om me uit de voeten te maken, hij is te sterk en te snel en het duizelt me… Wat een avontuur!’ Na afloop van deze – in de ogen van eenentwintigste-eeuwers op zijn minst schokkende – gebeurtenis drinkt Claudine doodgemoedereerd een slokje water bij de pomp en gaat dan weer rustig terug naar haar klas.
Knikkeren en zoenen
Claudine op school is een soort chicklit avant-la-lettre, geschreven in een wervelend snelle stijl. Claudine zelf is een ravissant meisje en een wildebras. Het ene moment knikkert ze nog met haar vriendinnen op het schoolplein en het volgende kust ze al dan niet met instemming een volwassene of droomt over haar toekomst. Haar vriendinnen worden grappig beschreven. Vriendin Anaïs bijvoorbeeld heeft bijzondere eetgewoonten: zij smult van krijt en vloeipapier. Het schoolleven van rond 1900 is alleen al bijzonder interessant vanwege alle vakken die Claudine volgt. Ze is zelf erg goed in zingen en mag solfègelessen geven aan haar klasgenoten. Handwerken en schoonschrijven nemen een zeer belangrijke plaats in op school, maar ook voor het schrijven van opstellen ligt de lat hoog. De meisjes krijgen opdrachten als: ‘Verklaar en becommentarieer deze uitspraak van Franklin: “Ledigheid is als roest: alles slijt er harder van dan van werk.”’ De verbaal sterke Claudine draait er haar hand niet voor om. Zij maakt niet eens een kladversie.
Voor de mondelinge en schriftelijke eindexamens moeten alle leerlingen met de trein naar de stad en overnachten ze met hun docenten in een hotel. Ook daar weet Claudine op een geheel eigen manier weer een stempel op de gebeurtenissen te zetten en datzelfde geldt voor de uiteindelijke afronding van het schooljaar.
Tand des tijds
Claudine op school schetst een prachtig tijdsbeeld van het Franse onderwijs rond 1900. Er zijn enerzijds uiteraard grote verschillen met de huidige tijd, maar anderzijds ook juist verrassend veel overeenkomsten. Claudine is een levendig en levensecht personage, dat zich zoals vroeger gezegd werd tussen servet en tafellaken bevindt. Ze is zeer zelfbewust en intelligent, denkt na over haar verschijning, helpt anderen, haalt streken uit op school en is verliefd. Voor alle lezers die haar in hun hart hebben gesloten is het goed om te weten dat ze nog een aantal delen kunnen genieten van deze bijzondere hoofdpersoon. Claudine op school vormt het bewijs dat goed geschreven boeken hoe dan ook de tand des tijds kunnen doorstaan.