Als er een land van tegenstellingen bestaat, is het wel Turkije: het ligt letterlijk op de grens van Europa en Azië, vormt de breuklijn van het christendom en de islam en staat voortdurend onder hoogspanning door de wedijver van progressieve, seculiere krachten en reactionaire of nationalistische milieus.
Een interessant inzicht in het wel en wee van haar land krijgen we van Çiler Ilhan, winnares van de EU-literatuurprijs, die met Verbannen een intrigerend boek schreef. Het bestaat uit een lange reeks korte verhalen of schetsen van soms maar één of twee bladzijden waarin gewone Turkse burgers het woord nemen in de ik-vorm. Vaak zijn het vrouwen, die zoals overal ter wereld een groot deel van het verlies en het leed van de wereld moeten dragen. Maar de verteller kan net zo goed een politieagent, zwerfhond of gedumpte pasgeboren baby zijn.
In deze flarden van het Turkse (straat)leven of tranches de vie gaat het veelal over onrecht, en Ilhan doet haar best om dat vanuit meerdere invalshoeken te belichten. Interessant daarbij is dat ze vaak niet alleen het slachtoffer, maar ook de dader aan het woord laat. Op die manier kan ze een eendimensionaal wereldbeeld vermijden en geeft ze telkens weer een gelaagde, genuanceerde versie van de feiten, met woord en wederwoord. Niet alleen het meisje dat wordt mishandeld tijdens een betoging krijgt een stem, ook de politieagent die haar moet aftuigen mag zijn zegje doen: ‘O goede God! Wat een onschuldig gezicht had dat jonge meisje. Dat had ik niet gerealiseerd, tot ik het in de krant zag.’ Na het relaas van het slachtoffer van een eremoord, krijgen we dan weer het verhaal te horen van haar jongste broer, die met tranen in zijn ogen door zijn eigen vader wordt gedwongen om zijn zus te wurgen.
Ilhan gaat de taboes en pijnpunten niet uit de weg. Ze legt de vinger op de wonde, wat behoorlijk moedig is voor een vrouw uit een land waar de oppositiekrant Zaman onder curatele werd geplaatst door de overheid en de persvrijheid behoorlijk onder druk staat. Zo schrijft ze over Hrant Dink, een Turks-Armeense journalist die werd vermoord in 2007 en aandacht besteedde aan de Armeense genocide – nog zo’n heikel onderwerp. En ze heeft het uiteraard over de Koerdische afscheidingsbeweging PKK en seksueel geweld tegen vrouwen, lang voor iemand ooit van #MeToo had gehoord.
Ilhan begint haar verhalen vaak met een kort, kernachtig zinnetje, valt met de deur in huis en windt er geen doekjes om (‘Ik heb het gedaan. Ik heb Pippa gedood.’). Doordat ze de eerste persoon enkelvoud of ik-vorm gebruikt, is het in de eerste zinnen of zelfs alinea’s vaak wel even onduidelijk wie er precies aan het woord is. Op den duur geeft die verteltechniek wel een licht déjà-vugevoel. De schrijfster probeert enorm veel genres en vertelperspectieven uit, alsof dit boek een literair laboratorium is. Hier en daar gaat er wel eens een van die experimenten de mist in, maar meestal komt er wel iets moois uit voort.
Een aparte vermelding verdient het verhaal Srebrenica, waarin Ilhan nog eens duidelijk maakt dat die schandvlek nog niet is vervaagd in de Balkan: ‘Nu ik ten slotte zo veilig was, wat maakten die Nederlandse militairen van de Verenigde Naties ineens haast met het ontwapenen van de Bosnische moslims! Waar waren jullie militairen toen de Servische kogels mij om de oren vlogen? (…) Hoe komt het dat jullie supermachten, die als ze willen een terrorist in een mierenhoop kunnen vinden, zo lang niet in staat waren om de bloedige sporen van die moordenaars die in heel Bosnië verspreid waren, op te sporen!’ Het valt niet te ontkennen dat Ilhan de moed heeft om antwoorden te eisen op lastige vragen.