Chrétien Breukers – Lot

Sleutelroman met opengebroken sloten

Recensie door Ingrid van der Graaf

Het zal niet vaak voorkomen dat iemand, die voor het eerst van zijn leven een lot koopt, gelijk de jackpot wint. Het overkomt de ik-figuur (Chrétien Breukers genaamd) in de debuutroman Lot van Chrétien Breukers (1965). De ik-figuur wil het geld echter niet hebben, hij wil er vanaf. In goede doelen gelooft hij niet, iets nalaten wil hij niet dus moet hij het zelf uitgeven.

Hij gaat in een hotel wonen, veroorlooft zich escortdames en rekent ondertussen af met zijn dichterschap, (‘ooit’ was hij dichter) en de poëzie in zijn geheel. Het was immers uit ‘luiheid’ dat hij poëzie schreef. Na een fietstocht door de Achterhoek, om het huis van Jeroen Brouwers in Exel op te zoeken, besluit hij in die streek een huis te kopen waar hij zich vervolgens ingraaft met tweehonderd flessen jenever en vijftig dozen wijn. Zijn eten laat hij bezorgen, boeken bestelt hij via e-mail bij boekhandel Lieftinck in Lochem (gelukkig vermeldt de achterflap niet dat het boekhandel Lovink betreft) en huurt zo nu en dan een vrouw in voor de lijfelijke liefde. Dat zijn de gegevens. De actie bestaat uit een briefwisseling met de eigenares van de boekhandel, Leonie en de bezoeken van vriend R..

De openingszin van Lot, ‘Ik zat op de middelbare school en las Walging van Sartre.’, zet gelijk de toon, want het gaat hier om een existentialistische roman, (hint de achterflap). Vriend R. raadde hem al eens aan zich op generlei wijze met Sartre of Camus in te laten: (…) Camus was een veel te groot genie, ook stilistisch, om te emuleren. Red je niet, leidt alleen maar tot frustratie en zelfverachting.

De in 2013 overleden Joris van Groningen (uitgever en tekstschrijver) staat model voor vriend R. (achterflap) en waart als het alter ego van de ik-figuur door het boek. De gesprekken die ze voeren zijn recht op de man. R. begeleidt de ik-figuur op zijn schrijfexpeditie en is daarmee het enige constante in de roman. De ik-figuur laat een stroom aan herinneringen, literaire weetjes, meningen en overige losse flarden op de lezer los zoals: Wat is een dichter? Daar wordt soms behoorlijk zweterig en zweverig over gedaan. Dichtbundels worden nauwelijks verkocht, maar om de dichters hangt nog steeds dat merkwaardige fluïdum van heiligheid … en zo voort. Het is de herkenbare weblogstijl van de auteur die licht vervelen gaat. Na 35 blz. wordt het wat interessanter en lijkt het ergens heen te gaan. Maar dat is schijn, er ontstaat geen lijn in en er wordt geen punt gemaakt. Het kabbelt wat aan. Het enige wat eruit komt is dat de ik-figuur tot de conclusie komt dat je je niet kunt verbergen voor je verleden.

‘Dat ik, door naar deze uithoek te kruipen, alle problemen achter me kon laten. Het is niet waar, daar ben ik dezer dagen (…) voorgoed achter gekomen.’

Zoals gezegd meldt de achterflap dat het hier om een ‘existentialistische roman in de traditie van Sartre en Camus’ gaat. De auteur zegt daarover: ‘Ik sluit me bewust bij deze traditie aan’. In een mengeling van verhalen, zijsprongen, brieven en korte mijmeringen over literatuur wil hij een ‘ode aan de verbeeldingskracht’ brengen. Hiermee zal de onsamenhangendheid in het boek verantwoord zijn. Maar het is, alsof er een gebreid  echtpaartje bij je aan tafel zit, waarvan de één een verhaal vertelt en de ander zich genoodzaakt voelt er commentaar bij te leveren, en ze maar door en door babbelen, uit angst niet goed begrepen te zullen worden.

Schrijfster Elena Ferrante is van mening dat boeken, als ze eenmaal geschreven zijn, ‘hun auteur niet meer nodig hebben’. Ook Jeroen Brouwers, waarmee de ik-figuur op meerdere vlakken koketteert, heeft niets toe te voegen aan zijn boeken. Daarvan getuige nog eens het laatste interview dat Wim Brands met hem had in Brands met Boeken, waar Brouwers zich een onwillige geïnterviewde toonde en niets nader verklaarde omdat alles in zijn boeken te vinden is. En dat is het ware schrijverschap: zonder pronken en ronken in de media.

Er zitten mooie stukken in Lot, zoals een kort verhaal over zijn eerste reis alleen, naar Duitsland toen hij achttien was. Uit de briefwisseling (tussen de ik-figuur en de eigenares van de boekhandel), spreekt een klassieke afstand zoals tussen geliefden in vroeger tijden, (hier komen de brievenboeken van Jeroen Brouwers om de hoek kijken). Maar het is mooi. Breukers kan schrijven, dat is zeker. De dialogen die er in staan zijn onbevangen en treffend.

Weer volgens de achterflap moeten we het boek zien als een antwoord van de auteur op een, voor hem zeer bewogen jaar 2014, ‘waarin bijna alles wat in een mensenleven kan gebeuren ook echt gebeurde‘, wat een nogal dramatische vertekening geeft van hoe het in het leven kan verkeren. Alsof heel lezend Nederland Breukers kent, en weet wat hem is overkomen (aannemend dat hem íets is overkomen). Dat zijn antwoord daarop, dit boek is, maakt het alleen maar ingewikkeld. Het hele boek kan dan ook gezien worden als een farce. Maar wel een mooie farce. Blijven we echter benieuwd naar een echte roman van Breukers.

 

Sleutelroman met opengebroken sloten
Lot
Chrétien Breukers
Verschenen bij: Uitgeverij Marmer
ISBN: 9789460682308
193 blz. pagina's
Prijs: € 17,95

Meer van Ingrid van der Graaf:

Recent

22 maart 2023

Driewerf rosé!

Over 'Flessenhart' van Robert Schuit
21 maart 2023

Alles geschreven...

Over 'Cinemascope' van Gerrit Brand
16 maart 2023

Diepzinnigheid in weerbarstige verhalen

Over 'Kilometer 101' van Maxim Osipov
14 maart 2023

Gümüşay wil geen intellectuele poetsvrouw meer zijn

Over 'Spreken en zijn ' van Kübra Gümüşay

Verwant