Tegen het einde van haar Waagstukken schrijft Charlotte Van den Broeck dat ze van de Amerikaanse non-fictieauteur John McPhee zou willen leren ‘hoe minder aanwezig te zijn in het boek dat ik wil schrijven’. Volgens haar is hij in zijn boeken ‘geen misplaatste figurant die in de weg loopt van zijn onderwerp’. Hij heeft ‘geen greintje profileringsdrang’. Die gedachte maakt duidelijk dat Van den Broeck geworsteld heeft met de vraag of ze zichzelf niet teveel in haar verhalen schreef. Een zeer reële vraag in het algemeen. Er zijn Bachminnaars die bij het zien van de onlangs bij de NPO uitgezonden serie Tijl in het voetspoor van Bach al snel afhaakten. De serie ging niet over Bach, maar vooral over de dweepzucht van presentator Tijl Beckand. Maar die had nog een crew met adviseurs om zich heen. Charlotte Van den Broeck stond wat dat betreft meer alleen, al kon ze volgens haar dankwoord wel een beroep doen op een mentor (Lucas Vandervorst) en een begeleider (Ilja Leonard Pfeijffer). Van den Broeck is duidelijk aanwezig in haar boek, maar op een manier die haar onderwerp schraagt in plaats van het in haar eigen schaduw zet.
Waagstukken, het eerste prozaboek van de Turnhoutse dichteres van de bundels Kameleon en Nachtroer, beschrijft haar queeste naar dertien gevallen van architecten die zelfmoord pleegden – of zouden hebben gepleegd, want niet in alle gevallen staat dat onomstotelijk vast – om een reden die verband hield met hun werk. Maar haar reportage gaat evenzeer over de hang naar perfectie als over falen. De verschillende beschrijvingen winnen juist aan kracht omdat Van den Broeck verschillende keren duidelijk is over wat haar in die zelfmoordgevallen intrigeert. En dat heeft te maken met haar eigen hang naar perfectie en de angst die zij kent voor de mislukking. ‘Perfectionisten’, zo schrijft ze, ‘zouden door gebrek aan zelfliefde naar perfectie streven om via de bewondering van anderen zichzelf bevestigd te zien, maar het is een verlangen zonder bevrediging. Eenmaal bevestigd doet het me weinig. Is dat niet juist een teveel aan zelfliefde? (…) Bovendien denk ik dat ik, ondanks mijn verlangen naar perfectie, voor weinig dingen zo bang ben als voor voltooiing. De verantwoordelijkheid voor volledigheid zou ik nooit op mij kunnen nemen’.
Pygmalion
Ze komt op die relatie tussen streven naar perfectie, de zelfliefde en het falen herhaaldelijk terug in de tragiek van de beschouwde architecten, maar ook in de beeldende kunst. Een mooi voorbeeld daarvan is haar uitwijding over het verhaal van Pygmalion uit de Metamorfosen van Ovidius. Die verwarde ‘het hechte verbond, de besmetting tussen kunstenaar en schepping, met zelfliefde’. Pygmalion was zozeer op zoek naar het allerhoogste dat hij zijn normen aan iedereen oplegde. Misschien daarom vond hij geen vrouw, maar schiep hij de volmaakte vrouw uit ivoor en werd verliefd op dat beeld. Zijn Galatea is echter niet meer dan de veruiterlijking van zijn eigen verlangens: ‘In feite bemint hij via het beeld zichzelf. En deze vorm van zelfliefde, deze perfecte, voltooide vorm, is niet bevredigend’. Pas wanneer Pygmalion bereid is het gebrek toe te laten zal zijn verlangen worden vervuld. Het is een interpretatie die zeer aan Narcissus doet denken.
Waagstukken – met die titel benoemt de schrijfster het grote gebaar dat architecten met hun grootschalige werken maken in de publieke ruimte; falen ze dan doen ze dat meteen voor duizenden ogen en voor lange tijd – gaat over zelfmoord als uiterst persoonlijk drama van dat falen. Maar Van Den Broeck omkleedt al die tragische geschiedenissen met de thematiek van perfectie, voltooiing en angst die ze zo goed van zichzelf kent. Het boek is daarmee reisverhaal, zelfanalyse en kunstbeschouwing in één. De dertien verhalen staan als gevolg daarvan niet op zichzelf. Van den Broeck legt regelmatig terloops of uitdrukkelijker dwarsverbanden tussen de verhalen.
Failliet van het eigen leven
Ze begint met een jeugdherinnering aan het zwembad in haar woonplaats dat voortdurend gesloten was door een structurele fout die op het conto moest worden geschreven van de architect. Die zou zich daarvoor zo hebben geschaamd dat hij een eind aan zijn eigen leven maakte. Een gerucht? Misschien wel, maar het trekt Van den Broeck meteen haar onderwerp in: ‘Wanneer is een mislukking de moeite om voor te sterven? Wordt een fout groter dan het leven, of zo allesomvattend groot dat het leven zelf een mislukking wordt?’, vraagt ze zich af.
Op de achtergrond van alle volgende stukken staat dan ook steeds de vraag in hoeverre een architect zich zozeer identificeert met zijn project dat het mislukken ervan niet minder is dan een failliet van zijn eigen leven (‘zijn’ leven, want het valt op dat alle behandelde bouwmeesters mannen zijn). En inderdaad komen er in de bundel architecten voorbij voor wie het hele leven absoluut geen zin meer heeft als het publiek hun creatie verfoeit. Het gaat in die gevallen om mensen die zich niet begrepen voelen.
Veel voorstelbaarder is de enorme schaamte die de architect de hand aan zichzelf doet slaan als zijn constructie leidt tot een ramp met veel doden. Het treffendste voorbeeld daarvan is het hoofdstuk over het filmtheater waarvan in 1922 het dak instortte als gevolg van extreem hevige sneeuwval. Er werden vijfennegentig doden geteld en ongeveer honderd gewonden. Uit onderzoeken bleek dat de ramp een gevolg was van gebrekkige verbindingen tussen de spanten. Die konden een sneeuwlaag van ongeveer zeventig centimeter niet dragen. Het gevolg was dat de architect naast zijn schuldgevoelens moest ervaren hoe het was om nooit meer opdrachten te krijgen. Wat het extra tragisch maakte is dat de vraag in de lucht bleef hangen of je van een architect wel mag verwachten dat hij dergelijke extreme weersomstandigheden verdisconteert in zijn berekeningen. Het hoofdstuk dat over deze casus gaat is het boeiendste van de verzameling door zijn opbouw, zijn stijl, de ingeleefde verteltrant van de auteur en de prachtige zijsprongen, zoals die over het schilderij Venus en Cupido als honingdief van Lucas Cranach. Waagstukken is een boek dat tot nadenken stemt en maant om niet te snel te oordelen.