Het is maar hoe je het bekijkt: de hoofdpersoon uit deze rijke, aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog geschreven klassieke roman als een zon, waar de andere personages als satellieten omheen draaien. Of als een vlam, die insecten aantrekt. Beide interpretaties zijn mogelijk. De hoofdpersoon van de roman die Carson McCullers (1917-1967) op drieëntwintigjarige leeftijd schreef, is de doofstomme John Singer. De andere personages verwachten veel van hem. Zou hij hen uit de armoede en ellende in een Zuid-Amerikaans stadje, eind jaren dertig van de vorige eeuw, kunnen verlossen?
Onvermijdelijk racisme
John Singer wordt in alle liefde neergezet met de trekken van een verlosser: hij is tweeëndertig jaar (de leeftijd die Jezus volgens de Bijbel heeft bereikt), en ‘zijn tong voelde als een walvis in zijn mond’, zoals Mozes, die het joodse volk uit de ballingschap leidde, ‘traag van mond’ en traag van tong heette te zijn.
Singer ontfermt zich over een dronkenlap die het café van Biff Brannon dreigt te worden uitgezet waar Singer drie keer per dag eet: ontbijt, lunch en diner. De man, Jake Blount, blijkt een idealistische Marxist te zijn. Dokter Benedict Mady Copeland behoort als zwarte arts tot de mensen die de toegang tot het café daadwerkelijk wordt ontzegd. Op die manier sijpelt het racisme in Zuid-Amerika indringend het verhaal binnen. Copelands dochter, Portia, werkt in het huis van de familie Kelly, waar John een kamer heeft gehuurd. Eén van de kinderen Kelly, de muzikale Mick, komt graag op de kamer van John en vertelt hem alles wat ze op haar hart heeft.
Het is vaak een zoete inval bij John, want iedereen komt daar. Behalve Mick, Jake Blount en dr. Copeland ook cafébaas Biff Brannon. ‘Singer was bij iedereen altijd hetzelfde. Hij zat op een rechte stoel bij het raam met zijn handen diep weggezonken in zijn zakken, knikkend en glimlachend om zijn gasten duidelijk te maken dat hij het begreep.’ Zijn gedrag heeft iets raadselachtigs en laat de mensen niet los. ‘Zijn gezicht leek een beetje op het portret van Spinoza. Een joods gezicht.’ Hij heeft wat wordt omschreven als ‘ware kennis.’ ‘Hij was’, meent dokter Copeland, ‘een wijze man, die zoals geen andere blanke begreep wat het hoge doel in het leven was. Als hij luisterde was er iets zachts en joods in zijn gezicht, als iemand die weet dat hij tot een onderdrukt volk behoort.’ Luisteren natuurlijk met aanhalingstekens; het is meer een innerlijk begrijpen.
Net als dokter Copeland tot een onderdrukt volk behoort. Hij heeft weliswaar longtuberculose, maar mag van zichzelf niet uitrusten, ‘want er was iets dat veel belangrijker was dan die vermoeidheid, en dat was dat hogere doel.’ Dat streven wordt verwoord door een zwart kind dat meedoet aan een schrijfwedstrijd, waarvan dokter Copeland de inzendingen altijd als eerste mag lezen: ‘Ik wil zo iemand zijn als Mozes, die de kinderen van Israël uit het land van hun onderdrukkers leidde. Ik wil een Geheime Organisatie oprichten van zwarte Leiders en gestudeerden. Alle zwarten zullen zich verenigen onder deze uitgekozen leiders en zich voorbereiden op de opstand.’
Oplossing voor onderdrukking
Volgens de zwarte bevolking van het dorp is Singer de enige die zich bewust is van hun armzalige toestand. Er doen zelfs verhalen de ronde ‘dat hij contact had met de geesten van gestorven mensen (…). De rijken dachten dat hij rijk was en de armen dat hij net zo arm was als zij. Aangezien de geruchten niet konden worden tegengesproken, werden ze steeds wonderlijker en heel reëel. Iedereen beschreef de doofstomme naar eigen goeddunken.’ Als enige oplossing voor de problemen in het Zuiden, racisme en armoede, is dat als mensen eenmaal de waarheid kennen, ze niet meer onderdrukt zullen worden.
Of is er meer. Mick, één van de kleine Kelly’s, zoekt de oplossing in de muziek waar ze helemaal in opgaat. Ze gaat componeren, zo goed en zo kwaad als dat op haar jonge leeftijd en zonder scholing gaat. Ze luistert naar muziek, en één van de ontroerendste stukken in de roman is wanneer zij voor het eerste de Derde symfonie van Beethoven hoort en deze beschrijft.
Ook dit is geen toeval: de symfonie van de revolutie (al heeft Beethoven zijn opdracht aan Napoleon later ingetrokken). Tegen het eind van het boek noemt McCullers alle revolutionairen die de mensheid wilden verlossen: ‘De stem van Jezus en van John Brown [de strijder tegen de slavernij, EvS]. De stem van de grote Spinoza en van Karl Marx.’ Alleen liep het allemaal slecht met ze af, ook met Singer overigens: Jezus werd gekruisigd, John Brown opgehangen, Spinoza in de ban gedaan en Marx’ visie werd in het marxisme geweld aan gedaan.
Vlam met insecten
In meer of mindere mate, roepen verlossers echter ook geweld op. Copeland erkent: het kwaad van het racisme moet worden bedwongen, maar ook de kwaadaardigheid in hemzelf, want ‘het hopeloze lijden van zijn mensen wekte een dolle woede in hem op’. Net als de beschrijving van het racisme sijpelen ook deze gevoelens en de uitingen daarvan het boek binnen.
De dronken Jake Blount, die het café van Biff Brannon tegen sluitingstijd niet wil verlaten, maakt en amok. Hij haalt dokter Copeland, die als zwarte niet welkom is, naar binnen. Later komt Jake terecht in de buurt van een vechtpartij op de kermis en moet uit de stad vluchten. Erger is wat één van de kinderen van dokter Copeland uitspookt. Diens zoon Willie gaat met een jongen op de vuist voor een meisje, krijgt een scheermes toegespeeld en verwondt de jongen, waarna hij in de gevangenis belandt en tot negen maanden dwangarbeid wordt veroordeeld.
Universeel verhaal
Op die manier vallen in dit boek de kleine verhalen uit Zuid-Amerika, van families die te maken krijgen met racisme, armoede en geweld, maar ook met tekenen van hoop op een betere toekomst, samen met het grote wereldomspannende verhaal van de Tweede Wereldoorlog, die op uitbreken staat en waarin dezelfde elementen in alle hevigheid terugkomen.
Maar dat niet alleen: het zijn elementen die nog steeds niets aan actualiteit hebben ingeboet. Zelfs de rol van muziek en ballet die in het boek van McCullers een grote rol spelen, maar niet tot wasdom kunnen komen doordat er ofwel geen geld voor een opleiding of een instrument is ofwel de aanleg in de knop wordt gebroken, is aan de orde van de dag.
Deze elementen tilt dit boek van een drieëntwintig jarige schrijfster die pianiste had willen worden, ware het niet dat acute reuma en haar problemen met alcohol haar in de weg stonden, uit boven het genre van de Southern gothic novel, waartoe het wel wordt gerekend. Het hart is een eenzame jager is een oproep tot empathie met de gekleineerde en gemarginaliseerde medemens, alsookd een oproep tot waakzaamheid.