Woord vooraf door de redactie
Een boek kan verschillende reacties oproepen, en een enkele keer zijn die zo tegengesteld aan elkaar dat het interessant is te onderzoeken hoe dat komt. Vooral als aangeven wordt dat een boek ook heel anders gelezen kan worden. Om recht te doen aan beide zienswijzen, vroegen we nog een recensent naar dit boek te kijken dat eerder hier werd besproken door Reinier van Houwelingen.
De boeken van Uitgeverij Vleugels worden op het omslag niet voorzien van een jubelende toelichting op de inhoud, noch van ronkende aanprijzingen van bekende collega-auteurs of vooraanstaande dagbladen. Ook staat er geen afbeelding op die de lezer moet lokken. De dialoog tussen schrijver en lezer wordt niet verstoord door externe factoren; het boek moet voor zichzelf spreken. Dat geldt ook voor Het geheugen van de lucht van Caroline Lamarche, in vertaling van Katelijne De Vuyst, met zijn strak en sober uitgevoerde uiterlijk.
Deze kleine roman van 76 pagina’s was oorspronkelijk geschreven als theatermonoloog en is dat gebleven in die zin dat er slechts één persoon aan het woord is, die over haar persoonlijke ervaringen vertelt. Het boek is ingedeeld in twee delen. Eigenlijk zou je als lezer met het laatste deel moeten beginnen. Hierin vertelt de naamloze vrouw – naamloos omdat ze symbool staat voor alle vrouwen – dat ze ruim twintig jaar geleden verkracht is, waardoor het eerste deel van de roman in een heel ander licht komt te staan. Veel verhaalelementen die eerst onbeduidend of onbegrijpelijk leken, krijgen hierdoor gewicht en betekenis en ook het motto vooraan in het boek, ontleend aan schrijfster Unica Zürn (1916-1970), is nu van groot belang geworden: ‘Alleen de monoloog kan de waarheid onder woorden brengen – wie zou het wagen zijn geheim aan de ander te vertellen?’
Terugkerende droom als traumaverwerking
De vrouw in het verhaal waagt dat in ieder geval niet, en zeker niet aan de man met wie zij zeven jaar een relatie had en die zij nu Vantoen noemt, een afkorting van ‘man van toen’. Hij was er wel van op de hoogte, maar reageerde alleen met: ‘Een paar jaar geleden werd je verkracht, toch?’ De enige manier waarop zij haar traumatische ervaring kan verwerken, is in een steeds terugkerende droom waarin ze haar jongere ik dood in een ravijn ziet liggen, onbereikbaar.
De gecompliceerde verhouding met Vantoen ontstond na een huwelijk met een andere man waarover verder niets verteld wordt en waaruit twee dochters werden geboren, zoals slechts terloops vermeld wordt. Vantoen ontpopte zich als een megalomane egoïst, die alleen hield van seks, literatuur en zijn eigen schrijfsels, waarmee hij beroemd hoopte te worden. In zeven jaar vond hij niet één keer het juiste moment om aan zijn moeder te vertellen dat hij een relatie had. Hij dreigde regelmatig met het plegen van zelfmoord om haar te chanteren en een schuldgevoel aan te praten, maar in plaats van de hand aan zichzelf te slaan, mishandeld hij de naamloze vertelster, die daarop naar het ziekenhuis gaat om in een attest te laten vaststellen dat ze mishandeld is. Maar aangifte doet ze niet, omdat zij dat na haar verkrachting wel deed en door de politie zeer onheus werd behandeld. Pas als ze Vantoen in zijn slaap ziet liggen alsof hij dood is, kan ze de moed verzamelen om hem te verlaten.
Slachtoffer wordt medeplichtige
Hierna begint deel twee van het verhaal, waarin de vrouw vertelt over de verkrachting, waarbij ze bedreigd werd met een mes, over haar angst, haar lijden, maar vooral over de macht die een ander tijdelijk over haar kon uitoefenen door middel van een wrede daad die haar eigenwaarde en zelfvertrouwen voorgoed deed verdwijnen. Zo zeer zelfs, dat zij er niet meer over durft te praten en haar enige getuige de lucht is: ‘Het geheugen van de lucht bewaart al onze gebaren, al onze woorden en zelfs de gebaren en woorden waarvan we uiteindelijk afzien’.
Als zij op het politiebureau aangifte doet, vraagt de dienstdoende agent: ‘Bent u klaargekomen? We moeten dat weten voor het onderzoek.’ Als ze, in verwarring gebracht door deze vraag, iets onduidelijks stamelt, krijgt ze het advies met niemand hierover te praten. Van slachtoffer wordt ze tot medeplichtige en schuldige gemaakt. Eerder deed Vantoen dat al, en ook de moeder van de vrouw legde in haar opvoeding de nadruk op onderwerping, inschikking, aanpassing, zowel op school als later: ‘”Je moet laten begaan, nooit nee zeggen tegen je man”, had mijn moeder me op mijn veertiende geleerd, “maar maak je geen zorgen, het is een vervelend moment dat al met al snel voorbij is.”’
Uiteindelijk raakt de vrouw er zelf ook van overtuigd dat ze medeplichtig is aan de verkrachting en dat het haar schuld was: ze had die rode jurk niet moeten aantrekken, door een andere straat moeten lopen, ze had zich moeten verzetten.
Een wezen zonder macht
Lamarche laat op overtuigende wijze zien hoe diep een gewelddadige gebeurtenis als verkrachting ingrijpt in het leven van de vrouw, waardoor het heden, maar ook alles in het verleden in het teken is komen te staan van die verkrachting. Vandaar de talloze beelden, symbolen, cursiveringen en verwijzingen die in het eerste deel van de roman in eerste instantie geen belang leken te hebben en pas achteraf wijzen op wat haar is overkomen. Hoe beladen het onderwerp ook is, het taalgebruik wordt nergens sentimenteel of overladen; de vrouw doet niet aan zelfbeklag of tranen. Zo sober en strak als het uiterlijk van deze roman, zo ingehouden en beheerst is de inhoud, een verhaal zo gespannen als een veer.
Er vindt een soort van catharsis plaats op de laatste bladzijde van het boek, als de vrouw ziet hoe een jongetje door zijn moeder door elkaar gerammeld wordt en hoe ze hem afsnauwt. De vrouw zegt: ‘Ik oordeel niet. Ik stel gewoon vast dat het kind op het verkeerde moment en op de verkeerde plaats aanwezig was. Een wezen zonder macht. Een wezen dat je helemaal in je macht hebt. […] Op dat moment heb ik begrepen wat me was overkomen.’ Met deze bewustwording sluit de roman. De dode vrouw uit de terugkerende droom kan beginnen voorzichtig uit het ravijn te klimmen.
Het geheugen van de lucht is hier te bestellen.