‘Ik voel me comfortabeler wanneer het me lukt het in het heden aanwezige verleden te lokaliseren’ zegt de verteller in het Praeambulum (prelude, introductie tot een muziekstuk) van het nieuwe boek van schrijver, librettist en hoboïst Borislav Čičovački. Het is haast een statement voor de roman in drie delen, of boeken, zoals de auteur ze noemt in het ‘Woord vooraf’ dat ook nog eens aan het Praeambulum vooraf gaat. Opdat we het vooral goed begrijpen, terwijl het boek heel goed voor zichzelf kan spreken.
Boek een – Verleden
Het eerste boek heet ‘In modo antico’ en speelt in Amsterdam. Het is opgedragen aan Čičovački’s oud-hobodocent Han de Vries en diens herinneringen. De opbouw is – zoals de titel van dit boek al doet verwachten – als een baroksuite met titels als Gagliarda, Air, Loure enzovoort. De tijden spelen door elkaar heen. In het heden, maar wachtend op Solti’s nieuwe vertolking van Zarathustra van Richard Strauss met het Concertgebouworkest (het stuk werd in 1995 onder Solti gespeeld), zich voorbereidend op de première van een met veel bombarie door het Holland Festival aangekondigde opera van Janáček (Jenufa werd in 1960 op de planken gebracht).
In gedachten gaat de ik-figuur zo telkens terug in het verleden, maar het is een muziekinstrument, een oude fagot, die dit verleden mede oproept. ‘Want de mogelijkheid om me met behulp van de bron van die klank terug te verplaatsen en met de reversibiliteit van de resonantie van het hout de tijd te overbruggen, vermag me in een toestand van trance te brengen.’ Het archaïsche, door Reina Dokter mooi vertaalde woordgebruik helpt duidelijk een handje mee om dat verleden op te roepen.
Behalve de terugkeer naar het verleden, wordt de indruk gewekt dat mensen in het heden kunnen delen in herinneringen van anderen in het hier en nu, en die herinneringen al verhalend tot leven kunnen wekken. Zo lijkt een klavecimbel – een ander oud instrument – ‘in de hoek van de kamer die uitzag op het Vondelpark’ [in het huis dat Pierre Cuypers voor zichzelf had ontworpen en door Han de Vries wordt bewoond] herinneringen op te roepen aan de hobodocent, aan zijn moeder, Chanah Milner, en aan zijn vader, die eveneens architect was.
Op die manier krijgt het eerste boek het karakter van een sleutelroman, inclusief minder mooie omschrijvingen van onder meer de moederfiguur ‘voor wie de dagen overvloeiden naar de avonden die ze doorbracht bij Arti’ (een kunstenaarssociëteit aan het Amsterdamse Rokin) of over ‘de perverse begeerte naar een trooster-zoon, een Oedipus.’
Boek twee – Toekomst
Ging boek één over Amsterdam, boek twee gaat over het begrip vaderland. Een vaderland in (Oost-)Europa. Over een student ook die haast geprogrammeerd leert en een studente die het leren minder makkelijk afgaat. De student is door zijn vrouwelijke hoogleraar, op wie hij verliefd raakt, gek gemaakt voor ‘het buitenland’ (West-Europa).
Terwijl het taalgebruik in het eerste boek beeldend en soms archaïsch is, is dat in het tweede boek veel strakker en moderner. Ook het idee dat je kan delen in de herinneringen van een ander, is hier afwezig en vervangen door de vraag: ‘Wat zien mensen in elkaar als ze zo verschillen dat ze de wereld en het bewustzijn van een ander nauwelijks kunnen aanvoelen?’ En er zit ook, in tegenstelling tot het eerste boek, een toekomst in dit verhaal, die soms oplicht in de glimlach van de broer van het ik-personage. Het is ‘een kijk die nog beloften kan doen’ en wars staat op de teloorgang van moraliteit ten gevolge van oorlog en geweld. Onrust zet aan tot hoop, zoals ook de filosoof Ignaas Devisch ons in zijn boek Rusteloosheid, het beste spirituele boek van 2017, voorhoudt.
De ik-persoon wacht ‘op een boodschap uit een diepte’, op het vinden van woorden, zoals de ik-persoon uit het eerste boek wachtte op de diepe klanken van een oude fagot. Is dat de reden waarom in het tweede deel sommige woorden in de tekst met een vet gedrukte hoofdletter beginnen en zo een schakel of een enigma vormen? VORLESOK of VORLESOKIS staat er aaneen geschreven. Wanneer je het eerste woord in Google intypt, probeert de zoekmachine er Voorlezen van te maken. Misschien nog niet eens zo gek: het voorlezen of het vertellen van verhalen, van sprookjes zoals in het derde boek.
Hier staat de poëtische taal lijnrecht tegenover de heftige stukken over de donkere kanten van het leven die dit boek ook kenmerkt. De ene lezer zal deze kakafonie – zoals de uitgever het op zijn website noemt – meer aanspreken, de andere lezer meer de poëtische kanten, gedeelten over liefde en verdriet.
Boek drie – Heden
Zoals het eerste boek over het verleden ging, en het tweede over de toekomst, zo gaat het laatste boek over een ik-figuur uit een Pools gezin met twee andere broers. De ik-figuur gaat naar school met het oog op een ‘succesvolle toekomst’, terwijl eigenlijk ‘alleen wat er vandaag gebeurt van belang is.’ Dit boek gaat dus over het heden, de overgang van communisme naar een op Westerse leest geschoeide democratie in het voormalige Oostblok, al dan niet een sprookje.
De titel van dit deel is dezelfde als van de hele roman, en de titel van een Russisch sprookje. Daaraan herinnert ook de mooie, maar soms wat overdadige beeldspraak: ‘Waarschijnlijk hadden die schaduwen hun ongeduld ook graag uitgestrekt over de gevorkte straat met haar grijze, vieze, ontwrichte gebouwen, maar dan zwakte het licht ze altijd af, zoog ze op en slikte ze door, zodat ze braken tegen de hoeken van de muren en de trappen, struikelend over hun eigen vermoeidheid, die als een modderige staart over de stoffige bodem sleepte.’
Het na elkaar, of door elkaar heen vlechten van verleden, toekomst en heden, het idee ‘dat alle tijden gelijktijdig bestaan’, werkt als een soort suspension of (dis)belief, zoals de film Aviva door zeven actrices en één acteur wordt gespeeld: met wie kun je meegaan en tot hoever? Zoals regisseur Pablo Larraín de film knap in elkaar zette, zo heeft Čičovački de roman knap vorm gegeven. Waarbij het voor zich spreekt dat alle drie de boeken (delen) op een vernuftige manier elkaar aanvullen en in elkaar haken. Ook het feit dat je je als lezer gaat afvragen of je bepaalde personages of gebeurtenissen al niet eens eerder in het boek bent tegengekomen, hoort tot het spel rond het centrale thema van de roman: tijd en herinnering. En opeens valt je dan op, dat waar het in het laatste boek gaat over de afgelasting van Russische opera’s in het Polen ten tijde van Solidarność, het in het eerste boek ging over een Tsjechische opera die in het Holland Festival juist werd onthaald. Zo krijgt de roman nog een extra, actuele laag: het verwelkomen van de cultuur uit Oost-Europa in het Westen. En dat mag ook voor vluchtelingen hier en nu gelden. Eén ervan heet Boroslav Čičovački en is een Servisch vluchteling. Onthoud die naam, voor zover nog niet bekend van zeven eerder van zijn hand verschenen boeken.