De hoofdstukken in deze debuutroman van de Duitse schrijfster Bettina Wilpert zijn niet genummerd of getiteld maar geletterd van A, B en C, tot en met N. Als je begint te lezen, voel je direct dat er iets aan de hand is dat nog geen naam mag hebben. Niet dat er sprake is van suspense, een spanningsboog of achtergehouden informatie. Nee, er is meer sprake van een grote informatiedichtheid. De personages, Anna, Jonas, Hannes, Verena, Uli, buitelen over elkaar. De gebeurtenissen in Leipzig volgen elkaar met een hoge snelheid op. Het is een snelkookpan die oververhit raakt. De alinea’s worden steeds korter en bestaan soms uit één zin: ‘Ze kon niet lang boos op hem blijven’.
Anna en Jonas
‘Ze’ is Anna, net afgestudeerd als vertaalwetenschapper Russisch en Spaans, en ‘hij’ is Jonas, bezig met zijn proefschrift over Oekraïense popliteratuur. Anna wordt geïntroduceerd als een feministe die ‘vond dat je eigenlijk mánnenvoetbalkampioenschap moest zeggen, omdat er ook een vrouwenvoetbalkampioenschap bestond’. Jonas heeft wat van een macho met een baard, ‘die bijna geen boeken van vrouwen las’ en alles beter weet.
Een alwetende verteller hoort het verhaal van beiden aan (een advocaat, agent?). Door een zinnetje als ‘Jonas zei dat het in juni was’ of door een opmerking tussen haakjes (‘biechtte hij mij op’). Dit terloopse staat in contrast tot de nadrukkelijke vaart van de ouverture van het boek, waarin alle personages worden voorgesteld (A).
Vanaf het tweede hoofdstuk wordt pas echt duidelijk, dat het om een verhoor gaat. Het opsommen van feiten begint telkenmale met het woordje ‘Dat’: ‘Dat ze het fijn vond weer eens seks te hebben gehad’, ‘Dat ze elkaar een paar dagen later weer tegen waren gekomen’. Het gaat om-en-om, dan weer is Anna aan het woord, dan weer Jonas. Maar ook Hannes, de studievriend met wie ze heeft samengewoond, en Verena, Anna’s huisgenote, beiden merkten dat er iets niet klopte, maar hadden dit toen niet tot hun bewustzijn willen of kunnen laten doordringen en doen nu alsnog het woord. Zij brengen de details aan bij het woord-tegen-woord van Anna en Jonas. Details die wél te bewijzen zijn. Het zijn stuk voor stuk kenmerken voor dergelijke situaties en worden goed, invoelend en herkenbaar beschreven.
Twee perspectieven
Het verhaal en de verteltrant komt in een wat rustiger vaarwater terecht, wat contrasteert met de vertwijfelde, kolkende gemoedstoestand van Anna en de emoties rond het WK voetbal (2014). Dit WK staat symbool voor het thema van het boek: de verkrachting van Anna door Jonas. Er zijn tegenstanders die overwonnen moeten worden, toeschouwers die het niet konden geloven, Anna die er niets bij voelde en Duitse vlaggetjes van auto’s afbrak, boos op alles en iedereen.
De twee perspectieven van Anna en Jonas staan tegenover elkaar, zoals twee voetbalelftallen. Jonas meent dat ‘het’ in onderlinge overeenstemming gebeurde, hij had immers een condoom gebruikt. Anna meent dat het onvrijwillige seks was geweest. Ook de visies van de omgeving worden van twee kanten bekeken en beschreven. De avondwinkelier die Anna voor openingstijd op het raam hoorde bonzen en twijfelde of hij wel open zou doen, en Anna die vertelt dat hij ‘zo aardig was om open te doen’. Of die van de agent, waarover Anna vertelt dat hij zei dat ze als jonge vrouw niet zoveel moest drinken. ‘U ziet wat ervan komt’, waarmee hij de schuld bij haar legt. Het komt bekend voor: U moet niet zulke korte rokjes dragen, of, onlangs nog: Een vrouw kan zich toch verweren? Alsof er geen verkramping bestaat.
De waarheid
Het centrale thema van het boek is echter niet ‘het’ of ‘de gebeurtenis’, maar ‘de waarheid’. Wat is dat, als je vrienden niet kunnen geloven dat Jonas tot verkrachten in staat is en dat Anna nooit liegt?
Waarheid was al een punt in Anna’s kindertijd. ‘Haar ouders vertelde ze bijvoorbeeld nooit de hele waarheid (…). Van die tienerleugens’. De waarheid betekent ook: je een oordeel aanmatigen. Een kant kiezen.
Tegen het slot van de roman gaat het over de wettelijke paragraaf over seksueel geweld. ‘Of nee zeggen voldoende was, of dat je je ook fysiek moest verzetten om te voldoen aan de juridische eisen van een verkrachting’. Dat laatste geldt in Nederland ook, maar er komt een wetsvoorstel aan waarin dit mogelijk vervalt.
Dit – door Marcel Misset schitterend vertaalde – krachtige debuut, vaart mee op de stroom van het #MeToo-debat. Aan de ene kant is dat mooi maar bergt ook het gevaar in zich dat het over het hoofd wordt gezien. Dat het gezien de hoeveelheid publicaties die daarover verschijnen niet wordt opgepikt. Dat zou geheel ten onrechte zijn: want hier is een groot schrijftalent aan het woord, dat zowel qua vorm als inhoud duidelijk grip heeft op het geheel. Eén die het waard is gevolgd te worden.