Stel je een druilerig-grijze zondagochtend in het bonkige Noord-Hollandse polderlandschap voor, met de mistige sluier van uitzichtloosheid die onvermijdelijk alle toekomstverwachtingen in de kiem smoort en je bevindt je in een roman van Bernlef.
Grijs, grijzer, grijst: de mens lijkt alleen te bestaan om in vergetelheid te verzinken, en elk spoor van herinnering te laten bedekken door het meedogenloze stof van de tijd. Het is bijna geen leven meer te noemen, het moeizaam voortslepen dat de personages in Op slot, Bernlefs nieuwste roman, kenmerkt.
Echter, zo tijdelijk en nietig als het menselijk bestaan is, zo eeuwig en allesoverheersend is de kunst. Gevangen in beelden of woorden krijgt het leven pas betekenisvolle waarde, komt het leven pas tot leven. Buiten de kunst is er niets. Deze conclusie zou je kunnen trekken uit het portret dat Bernlef schetst van de expressionistische schilder IJsbrand Blok en zijn beste vriend Dick Noordeloos, fotograaf van het straatleven. Blok schildert zijn leven lang dezelfde vrouw, althans, het betoverende beeld dat hij van haar heeft: op zijn schilderijen blijft Nadia, zijn echtgenote, altijd haar jeugdige schoonheid behouden. In werkelijkheid valt natuurlijk ook zij ten prooi aan het lichamelijke verval. De blik van haar man wordt ondraaglijk, evenals de aanwezigheid van haar nooit verouderende afbeelding in verf, en wanhopig eenzaam vraagt Nadia zich af: ‘Zou het mogelijk zijn om niet alleen je gedachten maar ook je lichaam binnen te houden?’ Ja, die mogelijkheid is er: de kunstenaarsmuze sluit zichzelf in haar kamer op, om zich alleen aan haar eigen blik in de spiegel te onderwerpen. IJsbrand maakt het schijnbaar weinig uit, hoewel: uiteindelijk laat hij zijn vrouw naar een inrichting brengen. Hij bezoekt haar nooit, bant haar volledig uit zijn leven. Behalve in zijn schilderijen: de herinnering aan Nadia is er altijd, en steeds opnieuw schildert hij haar zoals ze ooit was. Steeds opnieuw brengt hij tot leven wat niet meer is, opdat uiteindelijk slechts dat schilderachtige, ‘innerlijke’ beeld zal blijven bestaan. Kunst overtreft het leven, of liever: het leven is er slechts om tot kunst gemaakt te worden.
Dick, de man die IJsbrand het meest nabij stond, wist op de laatste pagina’s van Op slot de foto’s die hij direct na het overlijden van zijn vriend heeft gemaakt, van zijn digitale camera. De kunstenaar zal alleen herinnerd worden in het werk dat hij heeft nagelaten. Dit geldt natuurlijk ook voor Dick, de fotograaf, zelf. ‘“Ik ben net zo onopvallend als een muur. Je moet zelf afwezig zijn om iets aanwezig te laten zijn.”’ Wees zo grijs mogelijk om niet de aandacht van de kleuren op de foto of het doek af te leiden, dat lijkt het devies. En ze zíjn grijs, de personages in Bernlefs roman. Ze laten zich volledig overheersen door wat ‘de onverschilligheid van het leven’ genoemd kan worden. Vooral Karien, de dochter van IJsbrand en Nadia, blinkt uit in nietszeggendheid. Dieptepunt is de voor haar verlichtende gedachte dat ‘er dingen in een mens verborgen zaten, gevoelens waar je je niet bewust van was’. Als je daar pas halverwege je leven achter komt… Wat een treurnis toch, al die gelatenheid.
Niet meer zijn dan een schim aan de rand van het bestaan, leven zonder ook maar een rimpel in het water achter te laten: de sfeer die Op slot uitademt, heeft zijn weerslag op de roman zelf. Hij beklijft niet; de laatste pagina omslaan betekent dat alle woorden vervliegen. Bernlefs stijl is nuchter, zakelijk-registrerend en dus gortdroog. Helder, dat wel, maar aan schoonheid lijkt voorbij te zijn gegaan, getuige een zin als ‘Op een van die foto’s zat hij gehurkt voor dat schilderij van die amandelboom.’ Zo veel verwijswoorden: alsof we niet weten om welke foto, welk schilderij en welke amandelboom het hier gaat. Aan de drang naar een transparante duidelijkheid is wat al te volgzaam gehoor gegeven, en een mooie zin die het waard is te herinneren valt met moeite te ontdekken.
Op slot weerspreekt zichzelf: wil kunst de plaats van het leven innemen, dan moet ze niet dit leven in al haar grijsheid weergeven, maar daar iets aan toevoegen wat mooier, kleuriger, schitterender is dan het bestaan zelf. Iets mysterieus, schoonheid, zo je wilt wat alleen in kunst gezien kan worden. De schilder IJsbrand Blok weet dit, en ook de fotograaf Dick Noordeloos. Nu de schrijver Bernlef nog.