In haar tiende bundel Tulpenwodka neemt Astrid Lampe de lezer mee in een achtbaan, die in verschrikkelijke vaart langs een aantal aspecten van de huidige samenleving raast. Niet alleen omvatten deze elementen de coronacrisis en -lockdown, maar ook de klimaatverandering, de verhouding van de mens tot de natuur en de wedloop naar de ondergang van de aarde. De aarde wordt als Gaia gepersonifieerd en het is de bezorgdheid om deze lijdende aarde die de gedichten aanstuurt. Deze bezorgdheid uit zich onder andere in het signaleren van allerlei problemen waar onze maatschappij mee te maken heeft: niet alleen de pandemie, maar ook het seksisme waartegen de #me too-beweging zich te weer stelt, het racisme, de vluchtelingenproblematiek en de veronderstelde maakbaarheid van de moderne mens. Het laatste laat zich ook aflezen aan de foto op de voorkant: een meisje dat haar haren versierd en verlengd heeft met een vlecht van kunsthaar met bloemen erdoorheen: de mens herschept zich met behulp van kunstmiddelen zoals botox en borstvergrotingen en DNA-ingrepen, om er vervolgens een selfie van te maken op Instagram. Dat is de wereld geworden zoals Lampe ons die schetst in haar verontrustende gedichten: een valse, kunstmatige wereld die vervormd wordt door sociale media en internet.
Dronken poëzie
Lampes gedichten denderen over de lezer heen, zonder titels, zonder afdelingen, zonder leestekens, met een veelheid aan opeengestapelde en door elkaar gegooide beelden. Ze vormen zo een geheel en zorgen voor eenheid in de bundel, als de afzonderlijke wagentjes van dezelfde eerder genoemde achtbaan. De gedichten zijn veelal associatief verbonden, met kort geschetste scènes, fragmenten van zinnen die bij elkaar gezet zijn. De actuele beelden die Lampe oproept, buitelen door de gedichten in een schijnbare chaos:
‘na iedere facebookpost: handhygiëne
het qwertytoetsenbord
bleef van schubben verschoond
de knuffel die je steelt houdt ons in lockdown
boomwortels breken door het asfalt pantser heen
de zonnebril van de influencer is overtuigend 3d
niet alleen het klimaat is van streek
in het wild uitgezet
blijft de paringsdrift gemonitord
het geritsel snelt op gelede insectenpootjes vooruit het is
gaia die ons inplugt
dit oeroude immuunsysteem weet met onze dat wel raad
de beek glijdt af
de panterprint sprint weg van de dood
de loeiende stadssirenen zijn in dit gedicht het verse bushmeat
de natuur die zich opricht
een keihard verdienmodel’
Bepaald geen slaapmutsje…
Hoewel de dichter ook grappig kan zijn met haar taal (‘via het kattenluik ontsnappen aan de paillettenjurk van de / poezenmoeder’) en het gebruik van zelfverzonnen woorden, overheerst de dreiging van het Armageddon in de gedichten. De drang om te overleven en het verzet tegen een dystopie als maatschappij zijn echter ook prominent aanwezig in gedichten waarin mensen zich gedragen als guerrillastrijders in een cyberoerwoud, die ‘verboden in de wind slaan’ en ‘[…] met een egel op schoot het algoritme (…) verstikken / voor definitief’. Hier en daar flakkert een sprankje hoop, mensen leren zich aan te passen om te overleven of doen moeite om terug te keren naar het leven van vroeger.
Lampe schrijft geen gemakkelijke poëzie. Het tempo is heel hoog. Lampe verstopt het rijm, dat bijna nooit eindrijm is, in de versregels. Ze vervlecht veel Engelse woorden in haar gedichten, samen met neologismen en zelfbedachte woorden, waardoor ze de actualiteit treffend kan beschrijven. De vaak vreemde associaties, die lang niet altijd te herleiden zijn tot hun oorsprong, laat staan te volgen. De dwingende stroom van beelden en woorden, ze overspoelen de lezer die snakkend naar adem de bundel moet wegleggen, omdat alles achter elkaar lezen de werking van een draaikolk heeft. Je wordt erin meegezogen en je komt er niet meer uit. Het is te veel. Toch fungeert de overdadigheid als een spiegel voor onze verwarde maatschappij, waardoor Lampes overvloed als krachttoer mag gelden. Ook nu de coronacrisis bezworen lijkt te zijn en de absurditeit, waarvan we nooit hadden kunnen denken dat die de dagelijkse werkelijkheid zou worden, weer wegebt, blijft er nog genoeg over om je zorgen over te maken. Had Lampe deze bundel in 2022 geschreven, dan had de oorlog in Oekraïne er vast en zeker een plaats in gekregen.
Nu de coronamaatregelen zijn opgeheven, gaan we gewoon weer verder: ‘je mag weer aan me zitten’ en ‘het mantelpak van de minister is weer terug van de stomerij’.
[…]
‘na mens-erger-je-niet
zoeken we een ander gezelschapsspel
toe wees eens lief
het huiswerk schiet erbij in
een boze boer tuft de heuvel op
ik speel viool
spring in de houding
na militaire interventies delen we het land op
langs raciale lijnen een vlecht gaat naar het goede doel de echte meisjes mogen
blijven
we spelen lockdown
en nu beschaafd
[…]’
Het is bezwerende poëzie, die uit de mond van een sjamaan of die van Cassandra zou kunnen komen: onheilspellend en dreigend, maar bovendien niet altijd even duidelijk. Dat is niet erg, de sinistere sfeer die de gedichten scheppen, is voldoende om te begrijpen waar het over gaat. De vaak korte, staccato-achtige zinnen en herhaalde doembeelden roepen een trance op die lijkt aan te sturen op een climax, een uiteenspatting van de aarde en het menselijk leven. Die blijft gelukkig uit. Er lonkt zelfs een belofte van betere tijden:
‘[…]
nu of nooit: maak je kleine little pony
(jij lila stuiterbal)
het lukt je
met het talent dat je vleugels geeft
aan je bijensterfte te ontsnappen’
Geen leesvoer, maar leesdrank
Voor wie het niet heeft opgezocht: tulpenwodka blijkt echt te bestaan. In Katwijk wordt deze exclusieve drank sinds 2014 gemaakt. Een fles goede tulpenwodka wordt gedestilleerd uit 350 biologisch geteelde tulpenbollen en kost 295 euro, maar er zijn ook goedkopere uitvoeringen. De reclamecampagne stelt: ‘De Dutch Tulip Vodka refereert aan het ‘Nederland-gevoel’, dat momenteel heel sterk is tijdens de coronatijd.’
Dat zou een reden kunnen zijn waarom deze bundel zo heet. Maar Lampe kan met de titel van haar bundel ook heel goed aan iets anders gerefereerd hebben. Wie haar gedichten leest, mag er het zijne van denken.