Geen enkele ziekte kent een vast verloop. Als het noodlot toeslaat bij Arjan Sevenster krijgt hij te horen dat hij uitgezaaide prostaatkanker heeft. In de twee jaren die hem nog vergund zijn schrijft hij verslagen over zijn ziekte in De wind van morgen. Tevens blikt hij daarin terug op zijn verblijf in Japan, op een vriendschap met de dichteres Vasalis en peinst hij over zijn nalatenschap. Dit maakt het boek behalve tot een kroniek van een slopende ziekte ook tot een proces van acceptatie. Het is een zeer intiem relaas waarin de auteur constant herhaalt ‘ik ben het proces’ en probeert in het hier en nu te leven.
De ziekte zet alles op zijn kop in het leven van Sevenster. Opeens krijgt hij een andere tijdlijn waarin hij afhankelijk is van het succes van behandelingen en de planning van dokters. Op het moment van de diagnose heeft de dichter en wiskundige al een bundel gedichten uitgebracht. Gedurende zijn ziekte komt er met behulp van zijn vrouw Lydia een laatste bundel uit. Tussen de verslagen door schrijft hij gedichten die zijn gevoelens en emoties reflecteren en waarin hij herinneringen ophaalt. Er is zeker angst voor de dood maar ook een poging om te genieten van wat er nog rest. Onder het motto “pantha rhei” ondergaat Sevenster behandelingen, chemo’s en immuuntherapie. Momenten van vrede en acceptatie worden afgewisseld door worstelingen met de naderende dood die van verre vriend tot goede buur wordt.
Troost uit Japan
Het verslag van de ziekte is openhartig en soms pijnlijk om te lezen. In het eerste bericht schrijft de auteur dat het ‘geen poging is om wat mij is overkomen mooier te maken’. Hij blijft gedurende het hele proces helder verslag doen van de geleidelijke achteruitgang, zijn gedachtes en observaties hierover. Daartussendoor reflecteert hij over zijn eigen afhankelijkheid of de toegenomen hulpvaardigheid van bekenden. Zo geeft de ziekte ook nieuwe inzichten en een uitgesproken tijd om terug te kijken op zijn leven, waarna hij concludeert dat hij ‘zich geen beter leven had kunnen wensen.’
In dat leven was veel ruimte voor zijn grote passies: de wiskunde en Japan. Levendig vertelt hij over zijn eerste colleges en hoe hij terechtkwam bij de lessen Japanse grammatica van professor Vos, en daarna de reis naar Japan met zijn vrouw Lydia. Japan is voor de auteur een magische plek gevuld met herinneringen aan meditatie in hartje Tokio, uitzichten op de berg Fuji en ontmoetingen met markante personages. Sevenster ontleent veel troost aan die herinneringen. Daarnaast put hij inspiratie uit het zenboeddhisme als hij breed citeert uit zen-anekdotes en boeddhistische parabels. Al overschaduwt de ziekte het leven, Sevenster blijft proberen onder alles iets van een voorjaar te ontwaren. Dat wordt lastig als de pijn en gebreken steeds meer toenemen, want het verloop van de ziekte en het succes van behandelingen geven weinig reden tot optimisme.
Rekenschap
Zelf hoopt de auteur dat ‘de kroniek niet verzandt in het dagboek van een gepensioneerde die verslag uitbrengt van het wel en wee van zijn kleinkinderen.’ Niets is minder waar, Sevenster blinkt uit in scherpe observaties van personen en situaties. Daarnaast geeft hij door zijn kwetsbaarheid een onvermijdelijk kijkje in het leven van een terminale patiënt, zodat je niet anders kunt dan meeleven. Dit neemt niet weg dat er in het boek veel wordt gerept over bloedwaardes en andere vrij technische aspecten van behandelingen. Dit jargon is niet meteen begrijpelijk voor leken.
Sevenster probeert zo lang mogelijk mee te doen aan het normale leven. Hij maakt een laatste gedicht voor zijn vrouw, geeft een interview, en de nieuwe bundel Bloemen in de regen wordt uitgebracht. Als de pijn bijna ondraaglijk is zegt hij: ‘Het is goed geweest.’ Op 2 februari 2019 overlijdt hij op 73-jarige leeftijd. In zijn gedichten is Sevenster verbonden met het verleden, blikt hij terug op de dood van zijn moeder of kijkt hij vooruit naar wat zijn overlijden voor zijn vrouw zal betekenen. Op ontroerende wijze legt hij rekenschap af en ordent hij zijn emoties. Hij heeft weinig woorden nodig om je met zijn fijnzinnige poëzie te raken.
Confronterend boek
Het proces van een ziekte kan herkenbaar zijn voor anderen die weer moed kunnen putten uit de houding van de auteur. De wind van morgen bevat een les in wat het leven de moeite waard maakt voor iemand die alles moet loslaten en achterlaten. Dit intieme en openhartige verslag van een aftakeling maakt het wel tot een zeer persoonlijk en confronterend boek. De titel verwijst naar een Japanse uitdrukking: Ashita wa ashita no kaze ga fuku. Wat vertaald kan worden als: De wind van morgen waait morgen. Het is geen laat maar waaien waar de titel op doelt, het is een diepe acceptatie van de dingen zoals ze zijn.